ECLI:NL:OGHACMB:2017:138

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
KG 71/16 - ghis 81377 - H 358/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opheffing van beslag in kort geding tussen Global Distribution & Construction Center N.V. en De La Rosa Construction N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Global Distribution & Construction Center N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag werd afgewezen. Global had De La Rosa Construction N.V. als onderaannemer ingeschakeld voor de bouw van een project in Sint Maarten, maar na een geschil over de uitvoering van de werkzaamheden en betalingen, heeft De La Rosa beslag gelegd op de tegoeden van Global. Het Hof heeft de procedure en de argumenten van beide partijen beoordeeld. Global stelde dat het beslag ondeugdelijk was en dat het de bedrijfsvoering in gevaar bracht, terwijl De La Rosa het belang van het beslag verdedigde. Het Hof oordeelde dat Global onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vordering van De La Rosa ondeugdelijk was en dat het belang van De La Rosa bij handhaving van het beslag zwaarder woog dan de hinder die Global ondervond. Het Hof bevestigde het vonnis van het GEA en veroordeelde Global in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 71/16 - ghis 81377 - H 358/16
Uitspraak: 17 november 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GLOBAL DISTRIBUTION & CONSTRUCTION CENTER N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. D.C. Daal,
tegen
de naamloze vennootschap
DE LA ROSA CONSTRUCTION N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P. Soons.
De partijen worden hierna Global en De La Rosa genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 28 juli 2016 is Global in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 8 juli 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: GEA).
1.2
Bij op 15 augustus 2015 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft Global drie grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van De La Rosa in de proceskosten.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft De La Rosa de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Global in de proceskosten in hoger beroep, met rente.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnota's overgelegd. Aan die van Global zijn producties gehecht. De zijdens Global ingediende pleitnota betreft niet deze zaak, maar de hoofdzaak met registratienummer AR 67/16 - ghis 82124 - H 33/17.
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof heeft ambtshalve het dossier van de hoofdzaak geraadpleegd.
In die zaak is ook hoger beroep ingesteld, maar is in hoger beroep nog niet gepleit. Kennelijk heeft mr. Daal voor die zaak reeds een pleitnota voorbereid en die abusievelijk ingediend in deze zaak. Dat komt voor haar risico. Er is geen reden om haar een nieuwe gelegenheid te bieden om te pleiten in dit
opheffingskortgeding.
2.2
Uitgegaan kan worden van het volgende.
2.2.1
Bij overeenkomst van 6 augustus 2015 heeft Global als hoofdaannemer De La Rosa als onderaannemer opgedragen een gebouw te bouwen in het project Jourdan Village in Cupecoy in Sint Maarten. De aanneemsom bedraagt US$ 197.500,00, te betalen in termijnen, telkens bij voltooiïng van een fase van het werk. Bedongen is dat het werk zal worden voltooid binnen honderd werkdagen.
2.2.2
De La Rosa heeft een deel van de overeengekomen werkzaamheden verricht. Na midden januari 2016 heeft zij geen werkzaamheden meer verricht.
Global heeft in totaal (minimaal) US$ 151.830,00 aan De La Rosa betaald.
2.2.3
Op de derde verdieping van het gebouw is een mezzanine (tussenverdieping) gebouwd.
2.2.4
De La Rosa heeft een beslagrekest ingediend met het verzoek haar vordering op Global te begroten op US$ 127.400,00, gespecificeerd als volgt:
a. Onbetaald gebleven deel van de aanneemsom US$ 56.000,00
b. Meerwerk: bouw van de mezzanine 29.000,00
c. Door Global in gebruik genomen werkplaats van De La Rosa 8.000,00
d. Door Global behouden gereedschap van De La Rosa 5.000,00
------------------- +
Subtotaal US$ 98.000,00
Rente en kosten (30%) 29.400,00
--------------------
Totaal US$ 127.400,00
2.2.5
Op 18 mei 2016 heeft het GEA het beslagrekest toegestaan als verzocht.
Uit kracht daarvan heeft De La Rosa op 10 juni 2016 conservatoir derdenbeslag ten laste van Global doen leggen onder The Windward Islands Bank N.V. Volgens de (gewijzigde) verklaring van deze bank van 8 augustus 2016 heeft het beslag creditsaldo van in totaal US$ 16.000,65 getroffen.
2.2.6
Op 3 juni 2016 heeft De La Rosa een eis ingesteld in de hoofdzaak
(AR 67/16 - ghis 82124). In die zaak heeft het GEA bij vonnis van 18 oktober 2016 Global, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling van US$ 98.000,00 aan hoofdsom en US$ 5.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, en in de proceskosten. In die zaak is akte verleend van het niet dienen van een conclusie van antwoord door Global en is een verzoek van Global om te worden toegelaten tot pleidooi afgewezen. Global heeft gevorderd dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis van het GEA schorst. Op 18 november 2016 (HAR 66/16) heeft het Hof die vordering afgewezen.
2.3
In dit kort geding heeft Global opheffing van het beslag gevorderd. Het GEA heeft de vordering afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.4
Een conservatoir beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt.
Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, met inachtneming van de beperkingen van de kortgedingprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De kortgedingrechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.
2.5
Voorshands is aannemelijk dat de heer [bestuurder] (bestuurder van De La Rosa) van 20 december 2015 tot 11 januari 2016 in het buitenland was en dat hij kort na zijn terugkeer in Sint Maarten van Global te horen heeft gekregen dat hij niet meer op het werk welkom was. Minder duidelijk is voorshands of hiervoor een goede reden bestond. Indien de heer [bestuurder] in december 2015 ineens niet meer kwam opdagen, zonder (duidelijk) te hebben geregeld of en hoe het werk tijdens zijn afwezigheid zou worden voortgezet, met als gevolg dat Global het werk zelf onder tijdsdruk heeft moeten afmaken en de werknemers van De La Rosa heeft moeten doorbetalen, kan dat onder omstandigheden ertoe leiden dat het restant van de aanneemsom niet betaald behoeft te worden, of slechts gedeeltelijk. Zonder nadere bewijslevering is echter voorshands niet duidelijk of het zo is gegaan. De schriftelijke verklaringen van werknemers die Global bij memorie van grieven heeft overgelegd, moeten, gelet op de afhankelijke positie van werknemers, met behoedzaamheid worden beoordeeld. Zij leggen daarom slechts een beperkt gewicht in de schaal. Er staan door De La Rosa overgelegde schriftelijke verklaringen van werknemers tegenover. Daarvoor geldt hetzelfde.
Ook de vraag of de bouw van de mezzanine als meerwerk moet worden beschouwd of als deel van het aangenomen werk, kan zonder nader feitenonderzoek niet goed worden beantwoord. De overeenkomst van
6 augustus 2015 verwijst naar "supplied drawings", maar of op de daar bedoelde tekeningen de mezzanine stond ingetekend, is niet duidelijk.
Ook de gestelde gang van zaken rond de bouwplaats en de gereedschappen kan zonder nader feitenonderzoek niet goed beoordeeld worden.
Hetzelfde geldt voor de gestelde tegenvordering van Global wegens ondeugdelijk werk van De La Rosa. De in dit verband door Global overgelegde foto's geven niet zo'n duidelijk beeld dat daarop een voorshands oordeel kan worden gebaseerd. Daarom moet geoordeeld worden dat Global onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door De La Rosa gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Bij dit oordeel heeft het Hof rekening gehouden met de beperkingen van de kortgedingprocedure en acht geslagen op hetgeen door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd.
2.6
Ook heeft Global onvoldoende aannemelijk gemaakt dat door het beslag de bedrijfsvoering van Global in gevaar komt. Aannemelijk is dat Global hinder van het beslag ondervindt, maar niet dat deze hinder zo ernstig is dat haar belang bij opheffing van het beslag zwaarder moet wegen dat het belang van De La Rosa bij handhaving daarvan tot bewaring van haar gestelde recht.
De La Rosa heeft ook belang bij het beslag, indien het beslag ertoe zou leiden dat Global niet aan De La Rosa betaalt, maar aan de Sociale Verzekeringsbank als schuldeiser van De La Rosa, want een dergelijke betaling zou in mindering strekken op de schuld van De La Rosa aan de Sociale Verzekeringsbank.
2.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering tot opheffing van het beslag terecht is afgewezen. Het brengt ook mee dat het beroep van Global op misbruik van beslagrecht en op de werking van de redelijkheid en billijkheid faalt.
Het Hof komt niet toe aan beoordeling van de stelling van Global dat de executie is voltooid en het beslag daarmee is tenietgegaan. Indien die stelling juist is, is dat een extra reden om het vonnis van het GEA te bevestigen.
2.8
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Global zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Global in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van De La Rosa gevallen en tot op heden begroot op NAf 255,50 aan verschotten en NAf 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, met wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na heden tot de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 17 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.