Uitspraak
[verweerder 1],
[verweerster 2],
[verweerster 3],
[verweerster 4],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruiming van huurgrond, die door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) was bevolen. De appellant, Ludwig Johannes Pinedo, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van het GEA, dat op 31 juli 2017 was uitgesproken. De appellant vorderde dat het Hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zou schorsen, uitvoerbaar bij voorraad. De verweerders, die oorspronkelijk eisers waren, hebben de vordering tot schorsing bestreden.
De procedure begon met een akte van appel op 14 augustus 2017, gevolgd door een verzoekschrift van de appellant op 21 augustus 2017. De verweerders hebben op 6 september 2017 een verweerschrift ingediend. Op 13 september 2017 hebben beide partijen pleitnotities ingediend. Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het belang van de verweerders om hun status als huurder te behouden zwaarder woog dan het belang van de appellant om zijn activiteiten voort te zetten.
Het Hof heeft geoordeeld dat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de schorsing van de tenuitvoerlegging rechtvaardigen. De vordering tot schorsing is afgewezen, en de beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindvonnis in het hoger beroep. Het Hof heeft ook opgemerkt dat de partij die door dreiging met executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de wederpartij heeft gedwongen tot nakoming, in beginsel onrechtmatig handelt als het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd.