Uitspraak
1.[de Vader],
1.Het verloop van de procedure
2.Beoordeling
Landsverordening overgangsrecht nieuw Burgerlijk Wetboek).
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee broers, zoon [appellant] en zoon [geïntimeerde], na het overlijden van hun moeder, de erflaatster. De erflaatster overleed op 28 oktober 2013 zonder testament, waardoor de wettelijke verdeling van toepassing is. De vader van de broers heeft de goederen van de nalatenschap verkregen, en de broers hebben een niet-opeisbare geldvordering ten laste van de vader, overeenkomend met hun erfdeel. Zoon [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de omvang van zijn geldvordering werd vastgesteld.
Tijdens de procedure heeft zoon [appellant] betoogd dat de bedragen die zijn vader aan hem en aan zoon [geïntimeerde] heeft gegeven, geen schenkingen waren, maar betalingen ter voldoening van een natuurlijke verbintenis. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de door zoon [appellant] gestelde geestelijke zorg aan zijn ouders niet kan worden aangemerkt als een natuurlijke verbintenis. Het Hof heeft vastgesteld dat de bedragen die aan beide zonen zijn gegeven, als schenkingen moeten worden beschouwd en dat de omvang van hun geldvorderingen op nihil moet worden vastgesteld. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De beschikking van het Hof vernietigt de eerdere beschikking en stelt de omvang van de geldvorderingen van zowel zoon [appellant] als zoon [geïntimeerde] op nihil. Dit besluit is genomen in het licht van de nauwe familierelatie tussen de betrokken partijen.