Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
- a)
- b)
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting Katholiek Onderwijs Aruba (SKOA) tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin SKOA werd verboden om betaling van het voor het schooljaar 2015-2016 verhoogde school- en aircogeld verplicht te stellen aan de ouders van leerlingen. De ouders, aangeduid als [geïntimeerden] c.s., weigerden te betalen en stelden dat het Land Aruba verantwoordelijk is voor de volledige bekostiging van het bijzonder onderwijs. SKOA had het schoolgeld verhoogd van Afl. 75,00 naar Afl. 175,00 en voerde een systeem van (her)inschrijving in dat gekoppeld was aan de betaling van het schoolgeld. De ouders vorderden schorsing van deze beslissing en een verbod voor SKOA om gevolgen te verbinden aan het niet betalen van het schoolgeld.
Het Hof oordeelde dat er geen wettelijke basis is voor het gratis beschikbaar stellen van onderwijs in Aruba. De artikelen van internationale verdragen en de Staatsregeling van Aruba scheppen geen directe rechten en verplichtingen tussen burgers en stichtingen. Het Hof concludeerde dat SKOA gerechtigd is om schoolgeld te heffen ter bekostiging van de niet door het Land gesubsidieerde kosten. De hoogte van het schoolgeld werd als redelijk beoordeeld, en het Hof oordeelde dat de toegankelijkheid van het onderwijs niet in het gedrang kwam. De vorderingen van [geïntimeerden] c.s. werden afgewezen, en het Hof vernietigde het eerdere vonnis, waarbij SKOA in het gelijk werd gesteld.