ECLI:NL:OGHACMB:2016:58
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake griffierecht en rechtszekerheidsbeginsel
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de heffing van griffierecht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.B.A. Coffie, heeft in een eerdere procedure een vonnis ontvangen waarin een griffierecht van Afl. 14.100,00 werd nageheven. De appellant betoogde dat zij erop mocht vertrouwen dat de griffier bij de heffing beschikte over alle benodigde gegevens en dat er geen aanvullende heffing zou plaatsvinden, gesteund door het rechtszekerheidsbeginsel. Het Hof oordeelde echter dat de appellant niet had voldaan aan de verplichting om het financiële belang van de zaak schriftelijk aan te geven, zoals vereist door art. 85 van het Procesreglement. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant niet kon vertrouwen op de juistheid van de griffierechtheffing.
Het Hof merkte op dat de advocaat van de appellant, als gemachtigde, beter op de hoogte had moeten zijn van de relevante regels en gegevens. De appellant had op 24 februari 2016 een bedrag van Afl. 7.500,00 bijbetaald, maar het Hof kon niet vaststellen of er een verzetprocedure was gevolgd en op basis waarvan dit bedrag was betaald. Daarom werd de appellant opnieuw in de gelegenheid gesteld om een akte uitlating griffierecht in te dienen. De zaak werd vervolgens naar de rol van 21 juni 2016 verwezen voor verdere behandeling.