ECLI:NL:OGHACMB:2016:52

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
AR 66035/13 - H 245/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een huisarts en bewijswaardering in civiele zaken

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om beroepsaansprakelijkheid van een huisarts. De appellant, oorspronkelijk eiser, heeft de huisarts, de geïntimeerde, aangeklaagd wegens vermeende nalatigheid in de verwijzing naar een chirurg. De procedure begon met een vonnis van 5 april 2016, waarna de zaak naar de rol werd verwezen. De appellant diende een antwoordconclusie na enquête in, waarna het Hof op 26 juli 2016 uitspraak deed.

De kern van de zaak draait om de vraag of de huisarts de appellant tijdig en correct heeft doorverwezen naar een chirurg. De appellant stelde dat hij niet tijdig was doorverwezen, terwijl de huisarts, de geïntimeerde, betoogde dat zij de appellant op 21 september 2008 naar de chirurg had verwezen en dit kon onderbouwen met getuigenverklaringen en schriftelijke bewijsstukken. De getuigen, waaronder de chirurg J.E. Patiño en de voorzitter van de huisartsenvereniging H.M. Jeung, werden gehoord om de stellingen van de partijen te onderbouwen.

Na beoordeling van het bewijs concludeerde het Hof dat de geïntimeerde geslaagd was in het tegenbewijs. De vordering van de appellant werd afgewezen, en het vonnis waarvan beroep werd bevestigd. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die door het Hof werden vastgesteld op NAf 555,73 aan verschotten en NAf 5.100,00 voor salaris van de gemachtigde. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 66035/13 - H 245/15
Uitspraak: 26 juli 2016 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[appellant],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.J. Henriquez.
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 5 april 2016 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen. Vervolgens heeft [appellant] een antwoordconclusie na enquête ingediend.
Vonnis is gevraagd en bij vervroeging bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij vonnis van 24 november 2015 heeft het Hof [geïntimeerde]opgedragen tegenbewijs te leveren tegen de stelling zij niet uiterlijk op 24 september 2008 [appellant] uitdrukkelijk en ondubbelzinnig naar een chirurg heeft verwezen, met een (meegegeven) verwijsbrief met bevindingen en diagnosestelling.
2.2
Aan de zijde van [geïntimeerde]] zijn als getuigen gehoord: de chirurg J.E. Patiño, de voorzitter van de huisartsenvereniging H.M. Jeung en [geïntimeerde] zelf. [geïntimeerde] heeft voorts een schriftelijke verklaring overgelegd van de Inspecteur Gezondheidszorg G.A. Rodrigues Pereira.
Aan de zijde van [appellant] is geen gebruik gemaakt van de gelegenheid getuigen voor te brengen om te worden gehoord. Wel heeft [appellant] een schriftelijke verklaring overgelegd van de chirurg dr. Pedro Luis León T.
2.3
De verklaring van [geïntimeerde] dat zij op 21 september 2008 [appellant] naar de chirurg van de wacht bij de EHBO van het Sehos heeft verwezen en hem twee verwijsbrieven heeft meegegeven, een voor chirurgie bij zijn voorgenomen behandeling in Venezuela, en de ander voor de EHBO van het Sehos voor het geval dat [appellant] zou besluiten toch naar het Sehos te gaan in plaats van naar Venezuela, wordt ondersteund door de handgeschreven aantekeningen "Carta referimientos(2) EHBO Curacao y otra Venezuela" op de laatste regel vóór het stempel van 22 september 2008.
Haar verklaring dat zij ook met het Sehos gebeld heeft, wordt ondersteund door een schriftelijk overzicht van telefooncontacten, overgelegd als productie 8 bij akte van 12 december 2014.
Haar verklaring dat zij in dit verband ook met de chirurg Patiño gebeld heeft, wordt ondersteund door de getuigenverklaring van die chirurg.
Haar verklaring dat zij geen kopie van de verwijsbrieven bewaard heeft, wordt ondersteund door de verklaring van de getuige Jeung dat naar zijn mening als voorzitter van de huisartsenvereniging een huisarts dat ook niet behoeft te doen.
2.4
Voor de omstandigheid dat de aantekeningen dikker zijn gemaakt en dat er rond deze aantekeningen geen witregels zijn en op andere vergelijkbare plaatsen wel, heeft [geïntimeerde] een niet onaannemelijke verklaring gegeven, namelijk dat ze de aantekeningen later dikker heeft gemaakt om ze duidelijker leesbaar te maken en dat zij door geen witregels te laten hetzelfde papier kon gebruiken. Deze verklaring vindt steun in de schriftelijke verklaring van de Inspecteur Gezondheidszorg, inhoudende dat de Inspectie [geïntimeerde] destijds heeft verzocht de slecht leesbare passages beter leesbaar te maken.
Het origineel van de aantekeningen is tijdens de getuigenverhoren aan het lid van het Hof getoond. Dat leverde geen nieuwe inzichten op.
De schriftelijke verklaring van de chirurg dr. Pedro Luis León T. houdt in dat hij in Venezuela geen verwijsbrief heeft ontvangen. Dat levert enige steun aan het standpunt van [appellant] dat hij geen verwijsbrieven van [geïntimeerde] heeft gekregen, maar niet genoeg steun.
2.5
Gelet op het voorgaande is [geïntimeerde] geslaagd in het tegenbewijs.
De vordering tegen haar is terecht afgewezen. Het vonnis waarvan beroep, voor zover tussen [appellant] en [geïntimeerde] gewezen, dient te worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover tussen [appellant] en [geïntimeerde] gewezen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op NAf 555,73 aan verschotten en
NAf 5.100,00 voor salaris voor de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheije en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 26 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.