ECLI:NL:OGHACMB:2016:49

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
AR 61415/13 - H 65/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rechten op overheidsgrond en geschillen tussen erven en ex-echtgenote

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erven van [appellant 1] en [appellant 2] tegen [geïntimeerde]. De zaak betreft rechten op overheidsgrond in Curaçao, waar een perceel dat oorspronkelijk aan [moeder van appellant 1] was verhuurd, onderwerp van geschil is. De erven van [appellant 1] en [appellant 2] zijn oorspronkelijk eisers in conventie en verweerders in reconventie, terwijl [geïntimeerde] de oorspronkelijke gedaagde in conventie en eiseres in reconventie is. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 13 maart 2013, maar na het overlijden van [appellant 1] op 4 januari 2014 is het geding voortgezet door zijn erfgenamen.

De kern van het geschil draait om de eigendomsrechten van de opstallen op het perceel, dat in gebruik is door [geïntimeerde]. Het Hof heeft eerder een vonnis uitgesproken op 11 augustus 2015, waarin het de zaak naar de rol verwees voor akte uitlating griffierecht. Op 8 maart 2016 heeft het Hof het verzet van de appellanten ongegrond verklaard. In het hoger beroep vorderen de appellanten onder andere een verklaring voor recht dat zij de enige rechthebbenden zijn van de opstallen op het perceel, de vernietiging van een akte en betaling van huurpenningen.

Het Hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten ter plaatse van het perceel, om de situatie ter plaatse te bezichtigen en om inlichtingen te verkrijgen van ambtenaren van het Bureau Domeinbeheer. De zitting is gepland op 9 mei 2016. Het Hof houdt verdere beslissingen aan en verzoekt de griffier om een afschrift van het vonnis te doen toekomen aan het Hoofd van het Bureau Domeinbeheer. De uitspraak is gedaan op 5 april 2016 door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en S. Verheijen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 61415/13 - H 65/15
Uitspraak: 5 april 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de erven van
[appellant 1],
2.
[appellant 2],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M. Peelen.
De partijen worden hierna (de erven van) [appellant 1], [appellant 2] en [geïntimeerde]] genoemd. (De erven van) [appellant 1] en [appellant 2] worden gezamenlijk ook [appellanten] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 11 augustus 2015 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellanten]
1.2
Op de rol van 29 september 2015 hebben [appellanten] zich bij akte uitgelaten over het griffierecht. Deze akte is (tevens) opgevat als een verzoekschrift houdende verzet in de zin van art. 36 lid 1 van het
Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken. Bij beschikking van 8 maart 2016 heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het nageheven griffierecht is tijdig betaald. Het hoger beroep is niet vervallen.
2.2
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.2.1
Op 19 december 1905 is [moeder van appellant 1], ook bekend als [moeder van appellant 1]. Zij is de moeder van [appellant 1]. [appellant 1] is op zijn beurt de vader van [appellant 2].
2.2.2
Met ingang van 1 januari 1937 is een perceel overheidsgrond op Curaçao verhuurd aan [moeder van appellant 1]. Het perceel werd aangeduid als Santa Rosa, registernr. 254, domeinkaart VII, kavel 83, en staat thans bekend als Libië zonder nummer, naast 12 (hierna: het perceel).
2.2.3
Op 1 februari 1994 heeft [moeder van appellant 1]] een geschrift (hierna: de verklaring) ondertekend, waarin staat vermeld dat zij verklaart afstand te doen van het haar in huur toegewezen stuk grond, met de aantekening
"met bestaande fundering 'splitsing v/h terr' ", ten behoeve van (haar kleinzoon) [appellant 2], die het perceel thans in huur aanvraagt.
Op dezelfde datum heeft [appellant 2] bij het Bureau Domeinbeheer een "aanvrage domeingrond voor woningbouw - petishon pa tereno di Gobiernu pa traha kas/huur of erfpacht" gedaan ter zake van het perceel, met de aantekening "met bestaande fundering".
2.2.4
Op 1 juni 1995 zijn [appellant 2] en [geïntimeerde] in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Gedurende het huwelijk hebben zij samengewoond in een op het perceel gelegen appartement (ook aangeduid
als: flat). Op het perceel staat niet alleen het appartement, maar staan ook drie andere gebouwen: een (hoofd)woning, een dienstbodevertrek en een
snackbar/kapsalon.
2.2.5
Op 3 april 1998 is [moeder van appellant 1] overleden.
2.2.6
Bij beschikking van 5 april 2005 heeft het GEA de echtscheiding tussen [appellant 2] en [geïntimeerde] uitgesproken. Nadien heeft [geïntimeerde] de snackbar/kapsalon en het appartement verhuurd aan derden.
2.2.7
Op 17 januari 2007 heeft [geïntimeerde] bij het Bureau Domeinbeheer een geschrift ondertekend, getiteld "Verklaring van Eigendom", waarin staat vermeld dat zij verklaart dat haar echtgenoot [appellant 2] een fundering heeft overgedragen gekregen van huurster [moeder van appellant 1]], dat [geïntimeerde] zonder toestemming van het Eilandgebied Curaçao een restaurant op het perceel heeft gebouwd, dat zij de economische eigenaresse van het restaurant is en dat zij de feitelijke situatie wenst te formaliseren.
2.2.8
Een ongedateerd geschrift (hierna: de akte) vermeldt onder meer:
"dat het Gerecht had bepaald dat [appellant] NAF. 400.00 per maand ingaande
23 april 2005 had moeten betalen aan alimentatie voor [geïntimeerde] en NAF. 500,00 per maand voor de kinderen, doch dat zulks nooit plaats heeft gevonden;
dat de scheiding en deling nooit heeft plaats gevonden;
dat partijen een huis en een snack hebben gebouwd op domeingrond, geregistreerd op naam van de grootvader van [appellant] als zijnde huurder, doch met toestemming van de grootouders;
dat partijen thans willen komen tot een scheiding en deling van de tussen hen bestaand hebbende gemeenschap van goederen;
Komen het volgende overeen.
[appellant] verklaart
dat hij per datum van ondertekening van deze akte afstand doet van zijn rechten op
de opstallen die gebruikt worden als woonhuis en snack op het adres Libië nst 12
ten gunste van [geïntimeerde];
dat hij afstand doet van alle roerende goederen in het huis en de snack ten gunste van [geïntimeerde] en dat hij de woning na ondertekening zal ontruimen.
[appellant] verbindt zich voorts alles in het werk te stellen en te bevorderen, althans niet te belemmeren, dat [geïntimeerde] kan worden geregistreerd bij het Eilandgebied Curaçao en of althans bij Domeinbeheer als huurder van het terrein waarop de opstallen zijn gebouwd."
Op de voorzijde van het geschrift komen twee handtekeningen voor.
Op (kennelijk) de achterzijde van het geschrift staat vermeld dat de notaris
mr. H.Th.M. Burgers de handtekeningen van [appellant 2] en [geïntimeerde] die op het geschrift voorkomen, op 25 februari 2008 heeft gezien voor legalisatie.
2.3
Dit geding is bij verzoekschrift van 13 maart 2013 ingeleid door
[appellant 1] en [appellant 2] als eisers. In de loop van het geding in eerste aanleg (op 4 januari 2014) is [appellant 1] overleden. Het geding is zijdens hem voortgezet op naam van zijn erfgenamen.
In eerste aanleg hebben [appellanten] in conventie gevorderd, zoals samengevat weergegeven in rov. 3.1 van het bestreden vonnis:
a. verklaring voor recht dat (de erven van) [appellant 1] de enige rechthebbende(n) is/zijn van alle opstallen op het perceel;
b. verklaring voor recht dat [appellant 2] nooit rechthebbende van die opstallen is geweest;
c. vernietiging van de akte;
d. betaling van de huurpenningen vanaf 5 april 2005 tot heden voor de snackbar, de kapsalon en het appartement aan (de erven van) [appellant 1];
e. verbod aan [geïntimeerde] het perceel te betreden.
[geïntimeerde] heeft reconventionele vorderingen ingesteld.
Het GEA heeft in conventie het gevorderde afgewezen en in reconventie voor recht verklaard dat de akte [appellant 2] bindt en dat [geïntimeerde] de enig rechthebbende is op het uitsluitend gebruik van de snackbar en het appartement op het perceel.
Tegen die beslissingen is het hoger beroep gericht.
Hetgeen [appellanten] in de vorm van een petitum aan het slot van hun pleitnota in hoger beroep hebben vermeld, vat het Hof niet op als een eiswijziging, maar als een samenvatting van in hoger beroep ingenomen standpunten van
[appellanten] Een andere bedoeling is onvoldoende kenbaar voor het Hof en de wederpartij. Het zou ook in strijd met de eisen van een goede procesorde zijn om dit op te vatten als eiswijziging en recht te doen op de aldus gewijzigde eis. Het hoger beroep strekt dus tot toewijzing alsnog van de vorderingen in conventie, zoals hiervoor weergegeven, en afwijzing alsnog van de vorderingen in reconventie, voor zover door het GEA toegewezen.
2.4
Het Hof zal een comparitie van partijen gelasten ter plaatse van het perceel. Het Hof wenst de situatie ter plaatse te bezichtigen.
2.5
Het Hof verzoekt de gemachtigde van [appellanten] een of meer ambtenaren van het Bureau Domeinbeheer uit te nodigen daarbij aanwezig te zijn om het Hof en partijen voor te lichten.
Onder meer wenst het Hof te onderzoeken:
- wat de grootte was van het perceel zoals dat met ingang van
1 januari 1937 aan [moeder van appellant 1]] werd verhuurd;
- in hoeverre een door het Land verhuurd perceel overheidsgrond naar de opvatting van het Bureau Domeinbeheer kan worden gesplitst zonder medewerking van Bureau Domeinbeheer;
- in hoeverre de bebouwing op een door het Land verhuurd perceel
overheidsgrond naar de opvatting van het Bureau Domeinbeheer door de
huurder van het Land kan worden (onder)verhuurd aan derden;
- in hoeverre onderscheid moet worden gemaakt tussen door het Land
verhuurde landbouwgrond, en door het Land verhuurde grond waarop
gebouwen staan die gebruikt worden voor bewoning (dient in het
laatstbedoelde geval huur te worden omgezet in erfpacht?);
- in hoeverre van belang is dat op verhuurde overheidsgrond staande
gebouwen gebruikt (en onderverhuurd) worden voor commerciële
doeleinden, zoals het exploiteren van een snack of een kapsalon;
- en wat het de betekenis is van de op 17 januari 2007 ondertekende
"Verklaring van Eigendom".
2.6
Verder wenst het Hof van partijen te vernemen of zij een globale indicatie kunnen geven van de waarde van hetgeen waarvan [appellant 2] volgens de akte afstand heeft gedaan.
2.7
Ook wenst het Hof te onderzoeken of de schikkingsonderhandelingen die ten overstaan van de eerste rechter hebben plaatsgehad, kunnen worden voortgezet.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
gelast een plaatsopneming en bezichtiging en comparitie van partijen ter plaatse van het perceel Santa Rosa, registernr. 254, domeinkaart VII, kavel 83, thans bekend als Libië zonder nummer, naast 12 op
maandag 9 mei 2016 om 15.00 uur;
gelast partijen, in persoon en vergezeld van hun gemachtigden, aldaar te verschijnen voor het Hof tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling;
verzoekt de gemachtigde van [appellanten] een of meer ambtenaren van het Bureau Domeinbeheer uit te nodigen daarbij aanwezig te zijn om het Hof en partijen voor te lichten;
gelast de griffier een afschrift van dit vonnis te doen toekomen aan het Hoofd van het Bureau Domeinbeheer;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en S. Verheijen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.