Uitspraak
[appellant 1],
[appellant 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erven van [appellant 1] en [appellant 2] tegen [geïntimeerde]. De zaak betreft rechten op overheidsgrond in Curaçao, waar een perceel dat oorspronkelijk aan [moeder van appellant 1] was verhuurd, onderwerp van geschil is. De erven van [appellant 1] en [appellant 2] zijn oorspronkelijk eisers in conventie en verweerders in reconventie, terwijl [geïntimeerde] de oorspronkelijke gedaagde in conventie en eiseres in reconventie is. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 13 maart 2013, maar na het overlijden van [appellant 1] op 4 januari 2014 is het geding voortgezet door zijn erfgenamen.
De kern van het geschil draait om de eigendomsrechten van de opstallen op het perceel, dat in gebruik is door [geïntimeerde]. Het Hof heeft eerder een vonnis uitgesproken op 11 augustus 2015, waarin het de zaak naar de rol verwees voor akte uitlating griffierecht. Op 8 maart 2016 heeft het Hof het verzet van de appellanten ongegrond verklaard. In het hoger beroep vorderen de appellanten onder andere een verklaring voor recht dat zij de enige rechthebbenden zijn van de opstallen op het perceel, de vernietiging van een akte en betaling van huurpenningen.
Het Hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten ter plaatse van het perceel, om de situatie ter plaatse te bezichtigen en om inlichtingen te verkrijgen van ambtenaren van het Bureau Domeinbeheer. De zitting is gepland op 9 mei 2016. Het Hof houdt verdere beslissingen aan en verzoekt de griffier om een afschrift van het vonnis te doen toekomen aan het Hoofd van het Bureau Domeinbeheer. De uitspraak is gedaan op 5 april 2016 door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en S. Verheijen.