In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Olzina N.V., een naamloze vennootschap gevestigd in Sint Maarten, tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een vergunning voor het tewerkstellen van een vreemdeling. De minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid had op 10 april 2014 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van appellante ongegrond verklaard op 25 september 2014. De uitspraak van het Gerecht op 4 mei 2015 verklaarde het beroep van appellante niet-ontvankelijk. Appellante heeft hoger beroep ingesteld om al haar rechtsmiddelen uit te putten, zodat zij na een jaar opnieuw een aanvraag kan indienen. Echter, zij heeft niet de gronden uiteengezet waarop het hoger beroep berust en heeft niet voldaan aan de vereisten van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De gemachtigde van appellante kreeg de kans om het verzuim te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het Hof heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.