In deze zaak gaat het om de inbeslagname van het barkje "Adelante" door de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De inbeslagname vond plaats op 28 september 2015, omdat het barkje kennelijk ingericht of toegerust zou zijn om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. De appellante, Inversiones Roque Caribe C.A., gevestigd in Venezuela, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die haar beroep tegen de inbeslagname ongegrond verklaarde. De appellante betoogt dat de Inspecteur ten onrechte heeft gesteld dat het barkje geschikt was voor het onttrekken van goederen aan het toezicht. Ze stelt dat de bevindingen in het rapport van Diza Marine Services & Surveys niet voldoende zijn om deze conclusie te rechtvaardigen en dat de gebreken aan het barkje te wijten zijn aan slijtage en gebrek aan onderhoud.
Tijdens de zitting op 17 maart 2016 zijn zowel de appellante als de Inspecteur vertegenwoordigd. De Inspecteur heeft een rapport overgelegd waarin wordt gesteld dat er verborgen compartimenten in het barkje aanwezig zijn en dat er een vuurwapen is aangetroffen. Het Hof heeft overwogen dat de Inspecteur op basis van de bevindingen in het rapport gerechtigd was om het barkje in beslag te nemen. De appellante heeft haar stellingen niet voldoende onderbouwd en het Hof heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien.
Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 3 juni 2016.