ECLI:NL:OGHACMB:2016:33

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
HLAR 76248/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagname van een barkje wegens vermoedelijke inrichting om goederen aan ambtelijk toezicht te onttrekken

In deze zaak gaat het om de inbeslagname van het barkje "Adelante" door de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De inbeslagname vond plaats op 28 september 2015, omdat het barkje kennelijk ingericht of toegerust zou zijn om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. De appellante, Inversiones Roque Caribe C.A., gevestigd in Venezuela, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die haar beroep tegen de inbeslagname ongegrond verklaarde. De appellante betoogt dat de Inspecteur ten onrechte heeft gesteld dat het barkje geschikt was voor het onttrekken van goederen aan het toezicht. Ze stelt dat de bevindingen in het rapport van Diza Marine Services & Surveys niet voldoende zijn om deze conclusie te rechtvaardigen en dat de gebreken aan het barkje te wijten zijn aan slijtage en gebrek aan onderhoud.

Tijdens de zitting op 17 maart 2016 zijn zowel de appellante als de Inspecteur vertegenwoordigd. De Inspecteur heeft een rapport overgelegd waarin wordt gesteld dat er verborgen compartimenten in het barkje aanwezig zijn en dat er een vuurwapen is aangetroffen. Het Hof heeft overwogen dat de Inspecteur op basis van de bevindingen in het rapport gerechtigd was om het barkje in beslag te nemen. De appellante heeft haar stellingen niet voldoende onderbouwd en het Hof heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien.

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 3 juni 2016.

Uitspraak

HLAR 76248/15
Datum uitspraak: 3 juni 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap naar buitenlands recht Inversiones Roque Caribe C.A., gevestigd in Venezuela,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 20 november 2015 in de zaken nrs. Lar 2015/76247 en 76248 in het geding tussen:
appellante
en
de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen.

Procesverloop

Bij beschikking van 28 september 2015 heeft de Inspecteur het barkje “Adelante” in beslag genomen.
Bij uitspraak van 20 november 2015 heeft het Gerecht het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2016, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Vaders, advocaat, en de Inspecteur, vertegenwoordigd door V. Elisabeth en E. Caciano, beiden werkzaam bij de dienst Douane Curaçao, bijgestaan door mr. M.R. Hammoud en mr. G.A.H. Bakhuis, beiden ook advocaat, zijn verschenen.

Overwegingen

Ingevolge artikel 121, eerste lid, van de Algemene Verordening In- Uit- en Doorvoer (hierna: de AVIUD) worden vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, alsmede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot hiervoor omschreven doeleinde in te richten of toe te rusten, in beslag genomen.
Ingevolge het vijfde lid kan de eigenaar van het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij het Gerecht in eerste aanleg daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen, gegrond op de omstandigheid dat het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp niet beantwoord aan de omschrijving, vervat in het eerste lid.
Appellante, naar zij stelt de eigenaar van het barkje, betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de Inspecteur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het barkje kennelijk ingericht of toegerust is om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Daartoe voert zij aan dat de opsteller van het rapport van 26 september 2015, dat mede aan de inbeslagneming ten grondslag is gelegd, niet terzake deskundig is en dat de in dat rapport gegeven bevindingen de conclusie dat het barkje kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, niet kunnen dragen. Volgens appellante is slechts sprake van slijtage en gebrek aan onderhoud van het barkje.
2.1
Aan de beschikking van 28 oktober 2015 heeft de Inspecteur ten grondslag gelegd dat tijdens een controle aan boord van het barkje op 17 september 2015 een vuurwapen is aangetroffen dat in het plafond van de badkamer was verborgen, en dat is geconstateerd dat in het barkje verborgen compartimenten aanwezig waren. Voorts heeft de Inspecteur aan die beschikking een rapport van Diza Marine Services & Surveys van 26 september 2015 ten grondslag gelegd, waarin ten aanzien van de ruimte waarin voormeld vuurwapen is aangetroffen is vermeld dat deze “speciaal was aangemaakt om spullen te verstoppen” en dat “het hout ter plekke in deze gave randen vertoonde waardoor geconcludeerd kan worden dat het specifiek voor niet toegestane gebruik diende.” Nu appellante deze bevindingen niet, althans niet gemotiveerd heeft betwist, heeft het Gerecht in het in beroep aangevoerde terecht geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel, dat de Inspecteur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het barkje kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Appellante heeft haar stelling dat het rapport zodanige gebreken vertoont dat de Inspecteur dit niet aan de beschikking ten grondslag mocht leggen niet nader toegelicht. Voor zover appellante stelt dat het barkje aan slijtage onderhevig was en de aanwezigheid van de gevonden ruimtes daardoor verklaard wordt, strookt dat niet met de bevindingen in voormeld rapport, dat het hout ter plaatse van het compartiment gave randen had, waaruit geconcludeerd is dat dit compartiment bewust is aangebracht, derhalve niet door slijtage kan zijn ontstaan.
Het betoog faalt.
3. Ingevolge artikel 121, eerste lid, van de AVIUD dient een vervoermiddel, indien het kennelijk ingericht of toegerust is om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, in beslag te worden genomen. Gelet op het hiervoor, onder 2.1, overwogene, was de Inspecteur derhalve gehouden het barkje in beslag te nemen. Reeds hierom kan het betoog van appellante, dat door de inbeslagname het zorgvuldigheids- en het vertrouwensbeginsel zijn geschonden, niet slagen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Jussen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2016
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,