Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 77, eerste lid, voor zover thans van belang, is op de behandeling van het hoger beroep artikel 36 van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Advocatenwet BES , kunnen als gemachtigden of raadslieden alleen optreden in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in Curaçao en Sint Maarten woonplaats hebbende personen.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, kan de rechter weigeren personen als gemachtigden of raadslieden toe te laten.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES (hierna: de Wgro BES) stellen de eilandsraden met inachtneming van bij eilandsverordening te stellen regelen voor hun openbaar lichaam een of meer ontwikkelingsplannen vast, waarin de op langere termijn na te streven ontwikkeling van het daarin begrepen gebied wordt aangegeven. Bij deze plannen houden zij rekening met de algemene doelstellingen, vermeld in artikel 3, en, indien een ontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 4 is vastgesteld, met het ontwikkelingsprogramma.
Ingevolge het tweede lid wordt een ontwikkelingsplan bij eilandsverordening vastgesteld en bestaat uit:
a. een samenvattend programma in hoofdlijnen, daaronder begrepen een toelichting van de doelstellingen, beleidsaspecten en richtlijnen waarop het ontwikkelingsplan steunt;
b. een of meer kaarten (tekeningen) waarop de ontwikkeling wordt uitgebeeld, of welke de doeleinden, beleidsaspecten of richtlijnen van het ontwikkelingsplan toont;
c. zo nodig, bestemmingsvoorschriften als bedoeld in artikel 9;
d. een toelichting, tevens inhoudend een verslag van het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek.
Ingevolge artikel 8, derde lid, wordt, telkens als de omstandigheden zulks vereisen, en tenminste eenmaal in de 5 jaren, het ontwikkelingsplan herzien, en stelt de eilandsraad een verslag vast betreffende de algemene vooruitgang welke is gemaakt ten aanzien van de verwezenlijking van de doelstellingen, beleidsaspecten en richtlijnen van het plan, de gedeelten van het plan welke nog geldig en van kracht zijn, alsmede de gedeelten welke herziening behoeven, tezamen met de aanbevolen herziening daarvan.
Ingevolge het vierde lid zijn ten aanzien van deze herziening de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
In het verslag is vermeld dat de beleidsmatige uitgangspunten van de eerste gedeeltelijke herziening passen binnen de in het oorspronkelijke ROB geformuleerde kaders en in de daarin opgenomen beleidsuitgangspunten. De herziening is gericht op het op een verantwoorde wijze mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen en op het aantrekkelijk maken en houden van Bonaire voor de inwoners van Bonaire, recreanten en toeristen. Door de eerste gedeeltelijke herziening worden de waarden en kwaliteiten van het eiland derhalve dan ook niet aangetast; deze is er juist op gericht de waarden en kwaliteiten van het eiland te verbeteren dan wel te faciliteren, aldus dit verslag. Aldus is daarin niet vermeld, dat en waarom met de herziening de bebouwingsmogelijkheden op gronden met de bestemming “Water-Marinepark” worden uitgebreid met de mogelijkheid ter plaatse eveneens pieren te bouwen. Anders dan de Eilandsraad betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de herziening van artikel 48.2 van het ROB niet voorziet in uitbreiding van de bestaande bouwmogelijkheden. Deze uitbreiding ligt besloten in de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, welke voorafgaand aan de herziening, voor zover thans van belang, luidde dat op gronden met de bestemming “Water-Marinepark” alleen steigers mogen worden gebouwd, en met de herziening dat op die gronden, voor zover thans van belang, niet alleen steigers maar ook pieren mogen worden gebouwd.
Voorts is in het verslag vermeld dat de herziening voorziet in enkele ruimtelijke ontwikkelingen, welke wenselijk zijn omdat deze een positieve impact zullen hebben op de economie van Bonaire in het algemeen en de toeristische sector in het bijzonder en dat deze passen binnen de uitgangspunten van de Centrumvisie, dat het desbetreffende gedeelte van de binnenstad aantrekkelijker moet worden als verblijfsruimte. Aldus valt uit het verslag af te leiden dat met de herziening wordt beoogd een ontwikkeling mogelijk te maken, die voorheen niet mogelijk was. Terzake is evenwel niet vermeld wat de ruimtelijke implicaties van de voorziene ontwikkelingen zijn.
Gelet op het vorenoverwogene, heeft het Gerecht met juistheid overwogen dat in het verslag noch anderszins inzichtelijk is gemaakt, dat en waarom van de in het ROB neergelegde beleidsuitgangspunten wordt afgeweken. Onder deze omstandigheden voldoet het besluit van 2 september 2014 niet aan de motiveringsvereisten die in zijn algemeenheid voor het nemen van een zodanig besluit gelden. Het betoog faalt in zoverre.
Beslissing
de griffier,
voor deze,