Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[naam van de verdachte],
- de verdachte heeft [A] in de avond van 15 februari 2016 gebeld om te vragen naar het geld dat [A] hem verschuldigd was ($ 10,--);
- nadat [A] de verdachte had verteld dat hij het geld die avond niet kon teruggeven, heeft de verdachte gezegd dat hij zijn geld zou komen halen en dat [A] wel zou zien wat er zou gebeuren als hij het niet zou hebben;
- de verdachte is vervolgens naar de woning van de vriendin van [A] gegaan, alwaar [A] zich op dat moment bevond;
- toen de verdachte voor die woning stond, liet hij - onder luidkeels gevloek - blijken zijn geld te willen hebben;
- [A] stond op dat moment in het portiek van de woning;
- nadat de verdachte tegen [A] zei dat hij naar hem toe zou komen en hem een aantal klappen zou geven, heeft [A] zijn schoenen aangedaan en zijn bril afgezet om vervolgens zelf naar de verdachte toe te gaan en hem een harde klap te geven;
- de verdachte heeft daarop gereageerd door [A] vast te pakken, bij zijn nek te pakken en van zich af te duwen;
- zowel de verdachte als [A] vielen op de grond;
- de verdachte heeft [A], terwijl deze viel, een eerste klap gegeven;
- daarop volgde nog een aantal klappen van de verdachte;
- de verdachte is vervolgens weggerend;
- [A] bleek zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde van het gezicht een verwonding te hebben opgelopen;
- de verwonding aan de linkerzijde van het gezicht moest worden gehecht en de verwonding aan de rechterzijde moest worden gelijmd.
“Ik hield [C] vast. Ik was heel erg aan het bibberen van angst.”De getuige [C] heeft zich in soortgelijke bewoordingen uitgerukt:
“Wij bibberden van angst en omhelsden elkaar.”