ECLI:NL:OGHACMB:2016:196

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
AR 632/13 - ghis 74345 - H 218/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koop en dwaling met betrekking tot bouwvergunning en bewijsopdracht

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in een civiele zaak met betrekking tot een koopovereenkomst. De appellante, die in eerste aanleg eiseres was, heeft een beroep gedaan op dwaling met betrekking tot de bouwvergunning van een onroerend goed. De zaak is eerder behandeld en op 17 november 2015 naar de rol verwezen voor memorie aan de zijde van de tweede geïntimeerde. Gedurende de procedure hebben de partijen verschillende memoria en aktes ingediend. De appellante heeft op 30 augustus 2016 een akte ingediend, waarna het Hof heeft bepaald dat het vonnis op heden zou worden gevraagd.

In de beoordeling van de zaak heeft het Hof vastgesteld dat de tweede geïntimeerde zich aan de zijde van de eerste geïntimeerde heeft gevoegd, waardoor het beroep op de exceptio plurium litis consortium faalt. Het Hof heeft vervolgens uitvoering gegeven aan het eerder uitgesproken voornemen en heeft de appellante opgedragen te bewijzen dat de eerste en/of tweede geïntimeerde ten tijde van de leveringsakte op 20 april 2010 wisten, of redelijkerwijs moesten begrijpen, dat het verkochte niet met een redelijke inspanning van de appellante bebouwd kon worden. De appellante is in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen op een nader te bepalen datum in het gerechtsgebouw in Aruba. Het vonnis is uitgesproken op 20 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 632/13 - ghis 74345 - H 218/15
Uitspraak: 20 september 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiseres,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. E.M.J. Cafarzuza en D.G. Kock,
tegen
1. [GEÏNTIMEERDE 1],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. C.B.A. Coffie en A.C.G. Bikker,
2. [GEÏNTIMEERDE 2],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg niet in rechte betrokken,
thans gevoegde partij aan de zijde van geïntimeerde,
procederende in persoon.
De partijen worden hierna [appellante], [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 17 november 2015 is de zaak naar de rol verwezen voor memorie aan de zijde van [geïntimeerde 2].
Op 19 januari 2016 heeft [geïntimeerde 2] een memorie ingediend, met een productie.
Op 22 maart 2016 heeft [appellante] een antwoordmemorie ingediend, met een productie.
Op 24 mei 2016 heeft [geïntimeerde 1] een akte ingediend.
Op 30 augustus 2016 heeft [appellante] een akte ingediend.
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Nu [geïntimeerde 2] zich aan de zijde van [geïntimeerde 1] heeft gevoegd, faalt het beroep op de exceptio plurium litis consortium.
2.2
Het Hof zal thans uitvoering geven aan het in rov. 2.10 van het vonnis van 17 november 2015 uitgesproken voornemen, met inachtneming van de thans bestaande positie van [geïntimeerde 2] als procespartij.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
draagt [appellante] op te bewijzen dat [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] ten tijde van de leveringsakte van 20 april 2010 wisten, althans redelijkerwijs moesten begrijpen, dat niet met een redelijkerwijs van [appellante] te verwachten inspanning kon worden bereikt dat het verkochte zou mogen worden bebouwd;
bepaalt dat [appellante], indien zij daartoe getuigen wil doen horen, deze kan voorbrengen op dinsdag 18 oktober 2016 om 13.30 uur voor een nader aan te wijzen lid van het Hof, in het gerechtsgebouw in Aruba;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en T.A.M. Tijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 20 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.