ECLI:NL:OGHACMB:2016:189

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
HLAR 79519/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verlening tewerkstellingsvergunning en rechtsmiddelenuitputting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, die op 18 april 2016 is gedaan. De appellanten, wonend in Sint Maarten, hadden een aanvraag ingediend voor de verlening van een tewerkstellingsvergunning, welke door de minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten op 10 april 2015 was afgewezen. Het bezwaar dat appellanten tegen deze afwijzing hadden ingediend, werd op 17 november 2015 door de minister ongegrond verklaard. Vervolgens verklaarde het Gerecht het beroep van appellanten op 18 april 2016 niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was aangevuld.

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij betogen dat ingevolge artikel 3, zevende lid, van het Landsbesluit houdende algemene maatregelen ter uitvoering van de Landsverordening arbeid vreemdelingen, een opvolgende aanvraag binnen drie jaar na afwijzing niet in behandeling wordt genomen als niet alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. Aangezien appellanten de termijn van drie jaar niet willen afwachten, hebben zij ervoor gekozen om alle rechtsmiddelen uit te putten, zodat zij na een jaar opnieuw een aanvraag kunnen indienen voor de werkneemster in kwestie.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak op 11 oktober 2016 behandeld. De appellanten waren vertegenwoordigd door mr. H.S. Kockx, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Het Hof oordeelde dat het betoog van appellanten in hoger beroep niet gericht was tegen de aangevallen uitspraak en dat dit niet leidde tot vernietiging van die uitspraak. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

HLAR 79519/16
Datum uitspraak: 22 november 2016
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[…] en […], wonend in Sint Maarten
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 18 april 2016 in zaak nr. Lar 164/2015, in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van het land Sint Maarten.

Procesverloop

Bij beschikking van 10 april 2015 heeft de minister een aanvraag van appellanten om verlening van een tewerkstellingsvergunning afgewezen.
Bij beschikking van 17 november 2015 heeft de minister het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2016 heeft het Gerecht het door appellanten daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2016, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.S. Kockx, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
Het Gerecht heeft het beroepschrift op de voet van artikel 22, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de daartoe vastgestelde termijn is aangevuld.
Appellanten betogen dat ingevolge artikel 3, zevende lid, van het Landsbesluit houdende algemene maatregelen ter uitvoering van de Landsverordening arbeid vreemdelingen, na een afwijzing een binnen een termijn van drie jaar ingediende opvolgende aanvraag niet in behandeling wordt genomen, indien met betrekking tot de eerdere aanvraag niet alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. De termijn bedraagt een jaar indien met betrekking tot de eerdere aanvraag alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. Omdat appellanten de termijn van drie jaar niet wensen af te wachten, is er voor gekozen om alle rechtsmiddelen uit te putten, zodat zij na een jaar opnieuw voor de werkneemster in kwestie een aanvraag kunnen indienen.
Dit betoog in hoger beroep richt zich niet tegen de aangevallen uitspraak en leidt derhalve niet tot vernietiging daarvan.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.E.M. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2016
Verzonden: 22 november 2016