In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, die op 30 november 2015 heeft geoordeeld dat het bezwaar van de appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning niet-ontvankelijk is. De minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten had op 3 september 2014 de aanvraag van de appellante afgewezen. Vervolgens verklaarde de minister op 28 april 2015 het bezwaar van de appellante niet-ontvankelijk. De appellante heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd door het Gerecht niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2016 zijn de appellante en haar zuster, alsook de minister vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, verschenen. De appellante voerde aan dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroepschrift het gevolg was van bijzondere omstandigheden, namelijk de ziekte van haar zuster en haar eigen gezondheidsproblemen. Het Hof oordeelde echter dat de appellante niet voldoende had aangetoond dat deze omstandigheden haar verantwoordelijkheden om de beroepstermijn in de gaten te houden, beïnvloedden. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd op 22 november 2016 openbaar gemaakt en bevestigd de eerdere beslissing van het Gerecht, waarbij de appellante niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beroep.