In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het verzoek van appellanten om hun in Colombia gesloten huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister werd afgewezen. Het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (DBSB) had eerder al de inschrijving van het huwelijk geweigerd, omdat het huwelijk volgens hem niet gericht was op de vervulling van de wettelijke verplichtingen, maar een schijnhuwelijk zou zijn. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van een affectieve relatie en dat zij niet onmiddellijk na het huwelijk om inschrijving hadden verzocht, wat niet zou wijzen op een schijnhuwelijk. Het Hof heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2016, waarbij appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. P.M.E. Mohamed, en het hoofd van de DBSB door mr. J.M.A.M. Ponsioen. Het Hof oordeelde dat het Gerecht terecht had overwogen dat de appellanten elkaar nauwelijks kenden, gezien de tegenstrijdige verklaringen die zij hadden afgelegd tijdens het interview. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van het hoofd van de DBSB om het huwelijk niet in te schrijven werd als rechtmatig beschouwd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.