ECLI:NL:OGHACMB:2016:175

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
AR 66035/13 - H 245/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een huisarts in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de beroepsaansprakelijkheid van een huisarts. De oorspronkelijke eiser, thans appellant, heeft de zaak aangespannen tegen de oorspronkelijke gedaagde, thans geïntimeerde, met betrekking tot een geschil dat voortvloeit uit de zorgverlening door de huisarts. De procedure is gestart met een vonnis van 24 november 2015, waarin het Hof de geïntimeerde heeft opgedragen tegenbewijs te leveren. Op 25 januari 2016 zijn er drie getuigen gehoord, en het proces-verbaal van dit getuigenverhoor vermeldt dat het verhoor aan beide zijden is gesloten. De appellant heeft vervolgens schriftelijk bewijs ingebracht, en de geïntimeerde heeft een akte ingediend met een conclusie na enquête. De zaak is daarna verwezen naar de rol van 26 april 2016 voor vonnis.

Het Hof heeft op 8 maart 2016 een verzoek van de appellant ontvangen om alsnog een conclusie na getuigenverhoor in te dienen, wat aanleiding gaf tot een beoordeling van de procedurele gang van zaken. Het Hof oordeelde dat, ondanks de wijze van indiening van de akte door de appellant, deze alsnog de gelegenheid moest krijgen om een antwoordconclusie na getuigenverhoor in te dienen. Dit besluit werd genomen om te waarborgen dat het beginsel van hoor en wederhoor niet werd geschonden. Het Hof heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol van 3 mei 2016 voor de indiening van deze conclusie.

De uitspraak van het Hof is gedaan op 5 april 2016, in aanwezigheid van de griffier, en het vonnis is openbaar uitgesproken. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van beroepsaansprakelijkheid in de gezondheidszorg en de waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 66035/13 - H 245/15
Uitspraak: 5 april 2016 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.J. Henriquez.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 24 november 2015 heeft het Hof geïntimeerde opgedragen tegenbewijs te leveren.
Op 25 januari 2016 zijn drie getuigen gehoord. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal vermeldt onder meer:
"Het getuigenverhoor wordt aan beide zijden gesloten. Mr. Kleist wil wel nog schriftelijk bewijs in het geding brengen. De zaak wordt verwezen naar de rol van
9 februari 2016 voor akte schriftelijk bewijs aan de zijde van appellant. Daarna zal eerst aan de zijde van geïntimeerde en vervolgens aan de zijde van appellant gelegenheid worden geboden voor conclusie na getuigenverhoor."
Op de rol van 9 februari 2016 heeft appellant een akte schriftelijk bewijs ingediend, met een productie.
Op de rol van 8 maart 2016 heeft geïntimeerde een "akte uitlating schriftelijk bewijs, conclusie na enquête" ingediend.
De zaak is verwezen naar de rol van 26 april 2016 voor vonnis.
Op 8 maart 2016 heeft appellant een akte ingediend ter griffie van het GEA, waarin hij verzoekt alsnog in de gelegenheid te worden gesteld een conclusie na getuigenverhoor in te dienen. De datum van uitspraak van het vonnis is nader (vervroegd) bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

Wat er zij van de wijze van indiening van de akte van appellant van
8 maart 2016 en de omstandigheid dat deze is ingediend nadat vonnis was bepaald, en wat er zij van de vraag of het beginsel van hoor en wederhoor wordt geschonden indien anders zou worden beslist, is het Hof van oordeel dat nu op 26 januari 2016 de procedureafspraak is gemaakt die hiervoor is weergegeven, appellant alsnog de gelegenheid dient te worden geboden een conclusie na getuigenverhoor in te dienen. Om misverstanden te vermijden zal het Hof deze conclusie hieronder in het dictum aanduiden als "antwoordconclusie na getuigenverhoor".
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 3 mei 2016 voor antwoordconclusie na getuigenverhoor aan de zijde van appellant;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheijen en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.