Uitspraak
1.[geintimeerde 1],
[geintimeerde 2],
[geintimeerde 3],
[geintimeerde 4],
[geintimeerde 5],
[geintimeerde 6],
1.Het verloop van de procedure
2.De ontvankelijkheid
3.De grieven
4.Beoordeling
Landsverordening overgangsrecht nieuw Burgerlijk Wetboekbrengt mee, dat de in titel 1 vervatte algemene bepalingen (de artikelen 1 tot en met 15) ook van toepassing zijn op overgangssituaties betreffende erfrecht. In het bijzonder is van belang artikel 3 Overgangsrecht, onder meer bepalende dat wanneer de wet van toepassing wordt, dat niet tot gevolg heeft dat iemand een vermogensrecht verliest dat hij onder het tevoren geldende recht had verkregen. Voorts bepaalt artikel 83 lid 1 Overgangsrecht, uit titel 4, dat indien de nalatenschap voor het in werking treden van de wet opengevallen, een legitimaris zijn bevoegdheden overeenkomstig het tevoren geldende recht kan uitoefenen. Artikel 92 Overgangsrecht bepaalt dat in geval voor het in werking treden van de wet een door de wet geroepen erfgenaam in de nederdalende lijn bij een gift of in een uiterste wil niet is ontheven van zijn verplichting tot inbreng van de gedane gift, deze, behoudens indien de erflater nadien anders mocht hebben beslist, ook na dat tijdstip daartoe verplicht blijft.
Erven De Rooy, hoeft echter [appellante] de aan haar, na het overlijden, ten goede gekomen levensverzekeringsuitkering van US$ 385.726,13 niet in te brengen. In zoverre slaagt het hoger beroep van [appellante]. De Hoge Raad overweegt in dit arrest ten aanzien van het Nederlandse artikel 1132 (oud) BW, dat gelijkluidend was aan artikel 1112 (oud) van het Nederlands-Antilliaanse BW, het volgende:
- US$ 268.715,92 minus US$ 88.157,69, i.e. US$ 180.558,23;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet.
- US$ 268.715,92 minus US$ 36.450,39 i.e. US$ 232.265,53;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet;
- de onroerende zaak in Madame Estate t.w.v. US$ 800.000,-;
- NLG 2.600,- en FFR 650,-;
- US$ 268.715,92 minus US$ 178.142,=, i.e. US$ 90.573,92;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet;
- US$ 268.715,92;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet.
- US$ 268.715,92 minus US$ 15.000,=, i.e. US$ 253.715,92;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet;
- de overige meubels en andere roerende zaken uit de woning van de erflater.
- US$ 268.715,92 minus US$ 36.765,94, i.e. US$ 231.949,98;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet.
- US$ 268.715,92;
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen huurpenningen;
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet;
- de onroerende zaak in Simpson Bay t.w.v. US$ 199.950,=;
- twee motorboten (zie tussenvonnis GEA van 10 februari 2015, rov. 2.8 en eindvonnis van GEA 5 mei 2015, rov. 2.9).