ECLI:NL:OGHACMB:2016:156

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
EJ 2919/15 – Ghis: 79020 – H 163/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontbinding arbeidsovereenkomst en motiveringsgebrek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door [appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) waarin zijn arbeidsovereenkomst met de stichting FUNDACION PARKE NACIONAL ARIKOK is ontbonden. De beschikking van het GEA, uitgesproken op 24 maart 2016, ontbond de arbeidsovereenkomst zonder ontbindingsvergoeding, maar met compensatie van de proceskosten. [Appellant] heeft tijdig hoger beroep ingesteld en verzocht om vernietiging van de beschikking, met de mogelijkheid van een ontbindingsvergoeding. De stichting heeft het hoger beroep bestreden en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van [appellant]. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2016 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Het Hof heeft de gronden van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de bestreden beschikking van het GEA niet onjuist was. Het Hof oordeelt dat de verkeerde toepassing van artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Aruba geen grond voor doorbreking van het appelverbod oplevert. Ook het motiveringsgebrek dat door [appellant] werd aangevoerd, werd niet als een verzuim van essentiële vormen beschouwd. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen schending van fundamentele rechtsbeginselen was en dat het GEA de relevante stukken in het dossier had gezien. Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, begroot op NAf 6.000,= aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: [appellant],
oorspronkelijk gerekwestreerde, thans appellant,
gemachtigde: mr. J.M. de Cuba,
tegen
de stichting FUNDACION PARKE NACIONAL ARIKOK,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: de stichting,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.A.D.M.E.J. Wever.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 2919 van 2015 gegeven en op
24 maart 2016 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellant] heeft in een beroepschrift, met producties, ingekomen op 22 april 2016, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft hij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzochte ontbinding zal weigeren, althans die ontbinding enkel zal toewijzen onder toekenning van een door de stichting te betalen vergoeding met toepassing van factor 2, met veroordeling van de stichting in de kosten van deze procedure.
1.3.
De stichting heeft in een verweerschrift, met producties, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep dan wel dit ongegrond te verklaren, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure.
1.4.
De stichting heeft op 17 november 2016 producties ingezonden.
1.5.
Op 22 november 2016 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [appellant] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Voor de stichting zijn verschenen vier bestuursleden, vergezeld van de gemachtigde van de stichting. De gemachtigden en [appellant] hebben het woord gevoerd. De gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd.
1.6.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
In de bestreden beschikking heeft het GEA, toepassing gevende aan artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW), de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en de stichting met ingang van 24 maart 2016 ontbonden, met compensatie van de proceskosten, zonder een ontbindingsvergoeding toe te kennen. Hiertegen richt zich het hoger beroep van [appellant].
3.2.
Artikel 7A:1615w lid 8 BW luidt: ‘Tegen een beschikking krachtens dit artikel is generlei voorziening toegelaten.’ Volgens vaste jurisprudentie wordt op deze regel in een drietal gevallen een uitzondering gemaakt, te weten:
a. als de rechter artikel 7A:1615w BWA ten onrechte heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied van het artikel is getreden,
b. als het artikel ten onrechte buiten toepassing is gelaten, dan wel
c. als zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat van een eerlijke of onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Verkeerdetoepassing van artikel 7A:1615w BW daarentegen is geen grond voor doorbreking van het appelverbod.
3.4.
Hetgeen [appellant] aanvoert tegen de bestreden beschikking duidt, indien gegrond, op een verkeerde toepassing van artikel 7A:1615w BW, hetgeen, zoals overwogen, geen doorbrekingsgrond oplevert.
3.5.
Een motiveringsgebrek is geen verzuim van essentiële vormen (HR 4 maart 1988, NJ 1989, 4). Klachten over de toepassing van regels van bewijsrecht leveren geen doorbrekingsgrond op (vgl. HR 22 november 1996, NJ 1997, 205; HR 5 maart 1999, NJ 1999, 676).
3.6.
Volgens [appellant] is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden doordat hij ter zitting niet de gelegenheid kreeg een nadere toelichting te geven op zijn ‘Puntsgewijze reactie van [appellant] op verzoekschrift FPNA’ (grief 1). Deze grief faalt. De rechter ter zitting hoeft niet op ieder verzoek in te gaan. [appellant] had niet tijdig extra spreektijd gevraagd. Het Hof sluit zich aan bij het oordeel van de wrakingskamer in deze zaak ter zake van dezelfde grief (beschikking van het Hof van 2 maart 2016, HAR 7/16 en 10/16), rov. 2.10 ad b: ‘Aan de zittingsrechter komt ook grote vrijheid toe om te bepalen in hoeverre de partij zelf in de gelegenheid wordt gesteld het woord te voeren en in hoeverre dit aan de advocaat wordt overgelaten (…)’. Van schending van zulke fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijke of onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken, is in dit geval geen sprake.
3.7.
Voor de juistheid van de stelling van [appellant] dat het GEA de ‘Puntsgewijze reactie’ niet gezien of niet gelezen heeft, bestaat geen feitelijke grondslag. De ‘Puntsgewijze reactie’ is door [appellant] op 29 januari 2016 ter griffie ingediend en bevindt zich in het dossier, zodat ervan moet worden uitgegaan dat het GEA ervan kennis heeft genomen (vóór of na de zitting). Het GEA hoeft niet ten aanzien van het kennisnemen van alle stukken uit het dossier rekenschap af te leggen in de uitspraak. Voor zover zulks wel behoort te geschieden, geldt dat een motiveringsgebrek geen doorbrekingsgrond oplevert. Voor zover het GEA bepaalde stellingen ten onrechte niet relevant geacht heeft, duidt dat op een verkeerde toepassing van artikel 7A:1615w BW.
3.8.
Ook grief 2, inhoudende dat het GEA ten onrechte artikel 7A:1613h lid 1 BW niet heeft toegepast, faalt. Indien deze bepaling in de ontbindingsprocedure inderdaad ten onrechte niet is toegepast, levert dat een verkeerde toepassing op van artikel 7A:1615w BW.
3.9.
Ter zitting is door [appellant] nog aangevoerd dat de rechter in eerste aanleg van Arubaanse komaf is en dus het bestuur ‘wel zal kennen’. Een feitelijke grondslag voor de juistheid van de stelling dat de rechter het bestuur ‘wel zal kennen’ ontbreekt, nog in het midden gelaten dat het enkele kennen geen doorbrekingsgrond oplevert. De enkele Arubaanse afkomst van een rechter doet dat evenmin in Aruba.
3.10.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep ongegrond is. [appellant] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het Hof:
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- veroordeelt [appellant] in de aan de zijde van de stichting gevallen kosten van dit hoger beroep, tot op heden begroot op NAf 6.000,= aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. van der Poel, President, en mrs. J. de Boer en H.J. Fehmers, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2016 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.