ECLI:NL:OGHACMB:2016:151

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
AR 190/2014 GHIS 78084 - H 81/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan zeilboot door aanvaring tijdens orkaan

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eigenaren van zeilboten, [appellant] en [geïntimeerde], naar aanleiding van schade die is ontstaan tijdens de orkaan Gonzalo op 13 oktober 2014. [geïntimeerde] is eigenaar van de zeilboot [boot 1], terwijl [appellant] de eigenaar is van de zeilboot [boot 2]. Tijdens de storm raakte [boot 2] los van de steiger en botste tegen [boot 1], wat leidde tot aanzienlijke schade aan de laatste, die uiteindelijk zonk.

[geïntimeerde] vorderde schadevergoeding van [appellant], die hij aansprakelijk stelde voor de schade, omdat hij volgens [geïntimeerde] niet de nodige voorzorgsmaatregelen had getroffen. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde in het voordeel van [geïntimeerde] en veroordeelde [appellant] tot betaling van € 76.185,25 voor herstel en € 2.500,- voor berging, vermeerderd met wettelijke rente. [appellant] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij onder andere aanvoerde dat [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard diende te worden vanwege een verkeerde vermelding van zijn naam in de processtukken en dat hij zelf de nodige voorzorgsmaatregelen had getroffen.

Het Hof heeft de zaak verder behandeld en de mogelijkheid van bewijsvoering door [geïntimeerde] opengehouden. Het Hof heeft bepaald dat [geïntimeerde] getuigen kan voorbrengen om zijn stelling te onderbouwen dat de schade aan zijn zeilboot is ontstaan door de nalatigheid van [appellant] in het afmeren van zijn boot. De beslissing over de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding is aangehouden, waarbij het Hof de verdere procedure heeft vastgesteld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummers: AR 190/2014 GHIS 78084 - H 81/2016
Uitspraak: 18 november 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
gemachtigden: mrs. J. Veen en J.P. Westra,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.G. Snow.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 5 mei 2015. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
1.2 [
appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen van dit vonnis door indiening op 16 juni 2015 van een daartoe strekkende akte. Op 28 juli 2015 heeft hij een memorie van grieven ingediend, waarin hij heeft geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] integraal zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
1.3 [
geïntimeerde] heeft op 24 november 2015 tijdig een memorie van antwoord ingediend, tevens inhoudende een incidenteel appel en akte tot rectificatie. Daarin heeft hij twee grieven voorgedragen en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, de naam [naam] zal wijzigen in [appellant], de vordering ten aanzien van de aan de [boot 1] geleden schade zal vaststellen op € 76.185,25 en US$ 14.314,70, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2014 en het bestreden vonnis voor het overige zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties.
1.4
Op 26 augustus 2016 hebben partijen ieder een pleitnota overgelegd.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Als niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld en op grond van de overgelegde stukken staan tussen partijen de volgende feiten vast.
a. [geïntimeerde] is eigenaar van een zeilboot genaamd “[boot 1]”.
[appellant] is eigenaar van een zeilboot genaamd de “[boot 2]”.
Op 13 oktober 2014, de dag dat de orkaan Gonzalo over Sint Maarten raasde, lagen bovengenoemde zeilboten naast elkaar aangemeerd aan een steiger in de Lagoon Marina. Tijdens de storm is de [boot 2] los geraakt van de steiger en is tegen de [boot 1] aangebeukt. De [boot 1] is vervolgens tegen de kade geslagen en is uiteindelijk, met onder meer een gebroken mast, gezonken.
In het op 17 oktober 2014 door Marine Surveyors opgemaakte Incident Survey rapport is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“During hurricane Gonzalo, on the 13th of October 2014, S/V [boot 1] was hit by S/V [boot 2] who broke free from the dock. S/V [boot 1] was then pushed against the concrete dock, causing sufficient damages to sunk her. Mast also broke.
(...) S/V [boot 1] should be considered a total loss. All her equipment (plumbing, electricity, rigging, engine) have been submerged/ destroyed. Her tender was submerged as well, together with its outboard engine. As per observed picture shown by owner prior to hurricane, S/V [boot 1] was properly secured to dock: she could not however sustain 100 + knots and collision from S/V [boot 2].”
[geïntimeerde] heeft – na daartoe verkregen verlof – op 13 november 2014 ten laste
van [appellant] conservatoir beslag gelegd op de [boot 2].

3.De beoordeling

3.1 [
geïntimeerde] heeft gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de schade aan zijn zeilschip de [boot 1], vermeerderd met wettelijke rente. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft hij aangevoerd dat [appellant] niet de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen voor de storm, waardoor zijn zeilboot tijdens de storm al snel los kwam van de steiger, dat deze op de [boot 1] is gaan inbeuken totdat deze naar de bodem verdween en “total loss” is achtergelaten. Het GEA heeft overwogen dat de stellingen van [geïntimeerde] het gevorderde kunnen dragen en door [appellant] niet zijn weersproken en heeft [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 76.185,25 voor herstel/vervanging en € 2.500,- voor berging, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2014. Daartegen richt zich het hoger beroep van [appellant].
3.2 [
appellant] heeft in hoger beroep als verweer het volgende aangevoerd. [geïntimeerde] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat hij de verkeerde partij in rechte heeft betrokken, nu in het beslagrekest en de processtukken in eerste aanleg (onder meer) zijn naam verkeerd is vermeld, en ten onrechte geen adres is vermeld. [appellant] betwist dat hij nalatig is geweest in het treffen van voorzorgsmaatregelen, weerspreekt de hoogte van de schade en het causale verband en stelt dat sprake is van eigen schuld omdat de [boot 1] niet deugdelijk was afgemeerd. Daarnaast doet hij een beroep op overmacht.
3.3
Aan [appellant] is geen gelegenheid geboden om een memorie van antwoord in te dienen in het incidenteel appel. Aangezien hetgeen [geïntimeerde] in het incidenteel appel heeft aangevoerd – zoals [appellant] terecht heeft opgemerkt – kan worden aangemerkt als een vermeerdering van eis, terwijl [appellant] daarop bij pleidooi heeft kunnen reageren, zal het Hof uitgaan van de gewijzigde eis. Mede gelet op hetgeen hierna onder 3.4 wordt overwogen heeft [geïntimeerde] geen belang bij een beoordeling van het incidenteel appel.
3.4
Aan hetgeen [appellant] heeft aangevoerd omtrent de ontvankelijkheid van [geïntimeerde] in zijn vordering en de nietigheid van de betekening van het inleidend verzoekschrift wordt voorbij gegaan. In het licht van de omstandigheid dat de oproep om te verschijnen aan hem in persoon is betekend en mr. J. Veen zich vervolgens namens hem heeft gesteld, heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij door de (schrijf)fouten in zijn belangen is geschaad. Aan het verzoek van [geïntimeerde] tot rectificatie van de kennelijke verschrijving van de naam van [appellant] in het vonnis komt het Hof ook niet toe, aangezien een dergelijk verzoek aan het GEA zou dienen te worden gericht.
3.5
Voor de vraag of [appellant] aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] geleden schade dient beoordeeld te worden of de aanvaring tussen de [boot 1] en de [boot 2] aan zijn schuld te wijten is. Niet in geschil is dat de aanvaring plaatsvond nadat de [boot 2] is losgeraakt van de steiger. [appellant] betwist echter wel dat de [boot 2] is los geraakt omdat deze, met het oog op de voorzienbare weersomstandigheden, niet deugdelijk was afgemeerd.
3.6 [
geïntimeerde] baseert zijn stelling op de overgelegde Incident Survey en op een tweetal getuigenverklaringen. Het incident survey rapport gaat niet in op de oorzaak van het los raken van de [boot 2]. De getuigen Glevanak en Hajdukova hebben verklaard dat
“when the Tropical storm “Gonzalo” was changed to Hurricane “Gonzalo” we saw a poorly prepared sailboat “[boot 2]”, for that kind of weather, with one or two lines broken.”De getuigen [getuige 1] and [getuige 2] verklaarden dat
“During the Tropical storm/ Hurricane the sail boat “[boot 2] was attached tightly to the dock with a short rope of 3 feet length to its stern. The tension on the rope during the Hurricane was too important, and finally broke the cleat that we had in common with our bow line. Our two lines held one another for a few minutes and broke loose.”[geïntimeerde] heeft bewijs aangeboden van zijn stelling door middel van het horen van deze getuigen, van de werklieden die aan de boot hebben gewerkt en van master surveyor [naam] die de [boot 1] kort na de storm heeft geïnspecteerd.
3.7 [
appellant] heeft aangevoerd dat hij de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen door te verzekeren dat zijn boot met zes touwen – van 1.5 inch dik – was vastgelegd en door het anker van de boot uit te doen. Hij wijst erop dat zijn boot, zoals ook de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaarden, is los geraakt van de aanlegsteiger toen de klamp (cleat) waaraan deze was vastgelegd brak. [appellant] stelt zich op het standpunt dat deze klamp is gebroken door de kracht van de wind, het gewicht van een grote motorboot ter waarde van een paar miljoen die – aan de andere kant van de steiger – aan de klamp was aangelegd en de omstandigheid dat het touw van die motorboot naar boven kwam. Vervolgens zijn de touwen van de [boot 2] en de motorboot verstrikt geraakt en zijn deze door de eigenaar van de Lagoon Marina los gesneden, waarna de [boot 2] tegen de [boot 1] aan is gaan botsen, aldus [appellant]. Ter ondersteuning van deze lezing heeft [appellant] foto’s in het geding gebracht.
3.8
Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [appellant], zal [geïntimeerde] zijn stelling dat de schade aan de [boot 1] is ontstaan doordat de [boot 2] op 13 oktober 2014 met het oog op van de voorzienbare weersomstandigheden niet deugdelijk was afgemeerd dienen te bewijzen. Nu [geïntimeerde] bewijs heeft aangeboden door middel van het horen van getuigen zal daarvoor een datum worden bepaald.
3.9
Indien de bewijsvoering daartoe aanleiding geeft, bestaat de mogelijkheid dat voor de beoordeling van de vraag of de manier waarop de [boot 2] was vastgelegd deugdelijk was en/of de vraag of het breken van de klamp aan [appellant] te wijten is, een deskundigenbericht noodzakelijk zal zijn.
3.1
Indien [geïntimeerde] niet zal slagen in het bewijs van zijn stelling, zal dat tot afwijzing van de vordering en dus tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Indien [geïntimeerde] daarin wel zal slagen, zullen de overige verweren van [appellant] (overmacht, eigen schuld, de hoogte van de schade en het causaal verband) moeten worden beoordeeld.
3.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- laat [geïntimeerde] toe te bewijzen dat de schade aan zijn zeilboot de [boot 1] is ontstaan doordat de [boot 2] op 13 oktober 2014, met het oog op de voorzienbare weersomstandigheden niet deugdelijk was afgemeerd;
- bepaalt dat [geïntimeerde] getuigen kan voorbrengen op 3 februari 2017 om 13:30 uur ten overstaan van een nader te bepalen lid van het Hof, in het Courthouse in Sint Maarten;
- bepaalt dat [geïntimeerde] ten minste vijf dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de getuigen opgeeft aan de wederpartij en aan de griffier;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Fehmers, D. Radder en F.V.L.M. Wannyn, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 18 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.