In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eigenaren van zeilboten, [appellant] en [geïntimeerde], naar aanleiding van schade die is ontstaan tijdens de orkaan Gonzalo op 13 oktober 2014. [geïntimeerde] is eigenaar van de zeilboot [boot 1], terwijl [appellant] de eigenaar is van de zeilboot [boot 2]. Tijdens de storm raakte [boot 2] los van de steiger en botste tegen [boot 1], wat leidde tot aanzienlijke schade aan de laatste, die uiteindelijk zonk.
[geïntimeerde] vorderde schadevergoeding van [appellant], die hij aansprakelijk stelde voor de schade, omdat hij volgens [geïntimeerde] niet de nodige voorzorgsmaatregelen had getroffen. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde in het voordeel van [geïntimeerde] en veroordeelde [appellant] tot betaling van € 76.185,25 voor herstel en € 2.500,- voor berging, vermeerderd met wettelijke rente. [appellant] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij onder andere aanvoerde dat [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard diende te worden vanwege een verkeerde vermelding van zijn naam in de processtukken en dat hij zelf de nodige voorzorgsmaatregelen had getroffen.
Het Hof heeft de zaak verder behandeld en de mogelijkheid van bewijsvoering door [geïntimeerde] opengehouden. Het Hof heeft bepaald dat [geïntimeerde] getuigen kan voorbrengen om zijn stelling te onderbouwen dat de schade aan zijn zeilboot is ontstaan door de nalatigheid van [appellant] in het afmeren van zijn boot. De beslissing over de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding is aangehouden, waarbij het Hof de verdere procedure heeft vastgesteld.