ECLI:NL:OGHACMB:2016:143

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
KG 67/16 - HAR 47/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding betreffende een spaarverzekering na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin [appellante], een vrouw wonende in Sint Maarten, een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) heeft ingediend. Dit vonnis, uitgesproken op 22 juli 2016, verleende [geïntimeerde], haar ex-echtgenoot, de bevoegdheid om een beleggingsverzekering bij Ennia Caribe Leven N.V. te laten uitkeren. De vordering tot schorsing is ingediend op 11 augustus 2016, met als argument dat de tenuitvoerlegging zou leiden tot een onevenredig hoge uitkering voor [geïntimeerde], die niet terug te vorderen zou zijn, terwijl [appellante] de uitkering hard nodig heeft voor haar naderende pensioen. [geïntimeerde] heeft daarentegen aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de uitkering vanwege medische omstandigheden.

Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Het Hof oordeelde dat de tenuitvoerlegging van het vonnis niet zou leiden tot een onevenredig hoge uitkering voor [geïntimeerde], omdat de uitkering op een derdenrekening zou worden gehouden totdat er overeenstemming was bereikt tussen de partijen of een rechterlijke beslissing was genomen. Het Hof concludeerde dat [geïntimeerde] een redelijk belang heeft bij de tenuitvoerlegging, omdat dit de afhandeling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zou bevorderen. Uiteindelijk heeft het Hof de vordering tot schorsing afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindvonnis in hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 67/16 - HAR 47/16
Uitspraak: 8 september 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing in de zaak in kort geding van:
[APPELLANTE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante,
eiseres tot schorsing,
gemachtigden: mrs. B.Ph.C. de Jong en E.A. Jansen,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde,
verweerder tegen de vordering tot schorsing,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt.
De partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 11 augustus 2016 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 22 juli 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: GEA).
1.2
Bij op 12 augustus 2016 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift, met producties, heeft [appellante] gevorderd dat het Hof de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, althans de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen totdat onherroepelijk op het hoger beroep zal zijn beslist, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.
1.3
Bij op 30 augustus 2016 ingekomen verweerschrift heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot afwijzing van de hiervoor in rov. 1.2 bedoelde vordering, met veroordeling van [appellante] in de kosten.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van art. 272 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist.
2.2
In voorgaand toetsingskader ligt besloten dat de vordering toegewezen wordt, indien degene die de veroordeling verkreeg, mede gelet op de belangen aan de zijde van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het ten uitvoer te leggen vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust.
2.3
Partijen bij dit kort geding zijn gewezen echtelieden. In 2011 zijn zij gescheiden. Zij waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Tot de ontbonden gemeenschap behoort een beleggingsverzekering, op naam van [appellante] afgesloten bij Ennia Caribe Leven N.V. (hierna: Ennia).
In het bestreden vonnis heeft het GEA, uitvoerbaar bij voorraad, verkort weergegeven:
a. [geïntimeerde] gemachtigd om namens [appellante] Ennia aan te schrijven om binnen veertien dagen de waarde van de verzekering uit te keren door middel van overschrijving op de derdenrekening van mr. Groeneveldt;
b. [geïntimeerde] gemachtigd om, indien Ennia niet tot uitkering overgaat, namens [appellante] Ennia in rechte te betrekken;
c. bepaald dat [geïntimeerde] en [appellante], indien Ennia heeft uitgekeerd, pas over het uitgekeerde bedrag mogen beschikken na wederzijdse instemming dan wel na toestemming van het GEA.
2.4
[appellante] heeft aangevoerd dat tenuitvoerlegging van het vonnis ertoe zal leiden dat [geïntimeerde] een onevenredig hoge uitkering zal verkrijgen die onmogelijk terug te vorderen is, en dat [appellante] de uitkering hard nodig heeft voor haar naderende pensioen.
2.5
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij ontvangst van zijn deel van de uitkering, wegens medische omstandigheden.
2.6
Zoals hiervoor in rov. 2.2 onder c al is overwogen, heeft GEA bepaald dat [geïntimeerde] en [appellante], indien Ennia heeft uitgekeerd, pas over het uitgekeerde bedrag mogen beschikken na wederzijdse instemming dan wel na toestemming van het GEA. Gelet hierop valt niet in te zien dat enig belang van [appellante] wordt geschaad door tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Het is immers niet de bedoeling dat mr. Groeneveldt de van Ennia te ontvangen gelden uitbetaalt aan zijn cliënt, maar dat hij die op zijn derdenrekening houdt totdat hetzij partijen overeenstemming hebben bereikt over de bestemming ervan, hetzij de rechter daarover heeft beslist. Tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis leidt dus niet ertoe dat [geïntimeerde] enige uitkering verkrijgt, laat staan een onevenredig hoge uitkering, en evenmin dat, indien mocht blijken dat [appellante] recht heeft op de gehele door mr. Groeneveldt te ontvangen uitkering of op een deel daarvan, zij dat recht niet geldend zou kunnen maken.
2.7
[geïntimeerde] heeft een redelijk belang bij de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Dat belang is dat, zodra Ennia tot uitkering op de derdenrekening van mr. Groeneveldt zal zijn overgegaan, partijen niet langer afhankelijk zullen zijn van Ennia. Dat bevordert dat zodra duidelijk zal zijn wat er in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap met het uitgekeerde bedrag moet gebeuren, daaraan daadwerkelijk uitvoering kan worden gegeven.
2.8
Op grond van het voorgaande dient de vordering te worden afgewezen. Over de proceskosten zal worden beslist bij eindvonnis in het hoger beroep (voorshands is aannemelijk dat die zullen worden gecompenseerd op grond van de omstandigheid dat partijen ex-echtelieden zijn).

B E S L I S S I N G

Het Hof:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindvonnis in hoger beroep.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 8 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.