ECLI:NL:OGHACMB:2016:138

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
EJ 1156/2015 - GHIS 79021 - H 162/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de cao en de toepassing van loonsverhogingen en bonussen in de arbeidsrelatie tussen vakvereniging en stuwadoorsbedrijf

In deze zaak heeft de vakvereniging UNION PORTUARIO ARUBA (UPA) hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) die haar vorderingen had afgewezen. UPA vorderde een loonsverhoging en een bashi-premie voor de werknemers van de naamloze vennootschap ARUBA STEVEDORING COMPANY (ASTEC) N.V. De cao die tussen partijen was gesloten, gold oorspronkelijk voor de jaren 2012-2014 en werd stilzwijgend verlengd tot en met 31 december 2015. UPA stelde dat de loonsverhogingen en bonussen die in de cao waren opgenomen, ook na 2015 van toepassing moesten zijn.

Het GEA had geoordeeld dat de bedragen in de cao specifiek waren voor de jaren 2012-2014 en dat er geen omstandigheden waren die een andere uitleg rechtvaardigden. UPA ging hiertegen in beroep en voerde aan dat de verlengde cao dezelfde inhoud had als de oorspronkelijke cao, en dat de loonsverhogingen dus ook voor 2015 moesten gelden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2016 werd de zaak besproken. Het Hof bevestigde het oordeel van het GEA en oordeelde dat de tekst van de cao duidelijk was en dat de loonsverhogingen en bashi-premie alleen voor de expliciet genoemde jaren golden. Het Hof benadrukte dat bij de uitleg van een cao de bewoordingen van de bepalingen, in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. UPA werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van ASTEC.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummers: EJ 1156/2015 - GHIS 79021 - H 162/2016
Uitspraak: 22 november 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
de vakvereniging met rechtspersoonlijkheid
UNION PORTUARIO ARUBA,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verzoekster,
thans appellante,
gemachtigde: mr. A.A. Ruiz,
tegen
de naamloze vennootschap
ARUBA STEVEDORING COMANY (ASTEC) N.V.
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.E.D. Brown.
Partijen worden hierna UPA en ASTEC genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen beschikking van 2 februari 2016. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
1.2.
UPA is tijdig in hoger beroep gekomen van laatstgenoemde beschikking door indiening op 14 maart 2016 van een daartoe strekkend beroepschrift. Zij heeft drie grieven voorgedragen en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de beschikking waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar vorderingen alsnog zal toewijzen, althans enige andere beslissing zal nemen die het Hof in goede justitie geraden voorkomt, kosten rechtens, alles uitvoerbaar bij voorraad.
1.3.
ASTEC heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2016. Aldaar zijn namens UPA verschenen mr. A.A. Ruiz en mr. E. Wever. ASTEC werd vertegenwoordigd door C.. Lake, financial controller, bijgestaan door mr. Brown. De gemachtigden hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen.
1.5.
Beschikking is aangezegd tegen heden.

2.De feiten

2.1.
ASTEC oefent een stuwadoorsbedrijf uit op het haventerrein van Aruba en heeft ongeveer 70 werknemers in dienst. UPA is een werknemersvereniging waarbij werknemers van ASTEC zijn aangesloten. Tussen partijen is eind 2011 een cao gesloten voor de periode 2012-2014 (hierna: de cao). Op grond van het tweede lid van artikel 4 van de cao wordt die telkens verlengd met één jaar zolang de cao niet tijdig wordt opgezegd. De aanvankelijk tot 31 december 2014 geldende cao is op grond van die bepaling verlengd tot en met 31 december 2015, nadat onderhandelingen niet tot een nieuwe cao hadden geleid en geen van partijen de cao had opgezegd.
2.2.
Artikel 9 van de cao luidt, voor zover hier van belang:
“1. Gedurende de periode van deze cao wordt in principe elk jaar het salaris van de werknemer verhoogd. Iedere verhoging is afhankelijk van zijn prestatie.
(…)
4. De prestatie van iedere werknemer wordt beoordeeld vóór de eerste uitbetaling in januari van het volgende jaar door middel van een beoordelingsprocedure (…). Aan de hand daarvan worden de volgende salarisverhogingen uitbetaald voor de jaren 2012, 2013 en 2014:
Punten conform beoordeling Salarisverhoging (AWG. per maand)
2012 2013 2014
10 225 275 300
9 225 275 300
8 200 200 225
7 175 175 200
6 150 150 175
0-5 125 125 150”
2.3.
Artikel 15 van de cao houdt in, voor zover hier van belang:
“Regeling eindejaarsbonus en bonus aan het begin van het jaar
1. Werknemers die in vaste dienst zijn bij ASTEC en die het hele jaar in dienst zijn geweest bij ASTEC ontvangen een eindejaarsbonus gelijk aan één maand salaris en de bijbehorende toelage(n) gelijk aan het aantal maanden waarin overwerk is verricht.
(…)
4. Voor de jaren 2012, 2013, en 2014 ontvangt elke werknemer een extra bonus (bashi-premie) van AWG. 3.000,-- aan het begin van de hierboven genoemde jaren.”

3.De beoordeling

3.1.
UPA heeft gevorderd dat aan de werknemers die onder het bereik van de cao vallen vanaf 1 januari 2015 een loonsverhoging wordt toegekend van tenminste
Afl 150,- en ten hoogste Afl 300,- per maand, althans ten minste Afl 125,- en ten hoogste Afl 225,- per maand, alsmede een bashi-premie van Afl 3.000,-.
3.2.
Het GEA heeft de vorderingen van UPA afgewezen op grond van de overweging dat redelijke uitleg van de artikelen 9 en 15 van de cao meebrengt dat de daarin genoemde bedragen die betrekkingen hebben op specifieke jaren alleen op die jaren van toepassing zijn en niet op daarna gelegen jaren. Er zijn geen voor derden, waaronder begrepen de werknemers van ASTEC, kenbare omstandigheden gesteld of gebleken die een andere uitleg kunnen rechtvaardigen, aldus het GEA.
3.3.
In de tegen dit oordeel gerichte grief 1 stelt UPA dat redelijke uitleg van de cao meebrengt dat de verlengde cao dezelfde inhoud heeft als de cao die gold op het moment van verlenging. Volgens UPA moet om die reden vanaf 1 januari 2015 de loonsverhoging gelden die ook gold voor 2014.
3.4.
Het Hof is met het GEA van oordeel dat redelijke uitleg van de artikelen 9 en 15 van de cao meebrengt dat de in die bepalingen genoemde bedragen van loonsverhogingen en bashi-premie na het verstrijken van de looptijd van de cao alleen zien op de daarbij vermelde jaren. Het Hof maakt dit oordeel van het GEA tot het zijne. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
3.5.
Bij de uitleg van een cao zijn de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis. De tekst van de desbetreffende artikel is helder: zowel de in artikel 9 lid 4 vermelde loonsverhoging als de in artikel 15 lid 4 vermelde bashi-premie geldt alleen voor de in die bepalingen expliciet genoemde jaren. Tekstuele uitleg van die bepalingen biedt dan ook geen steun aan de stelling dat de genoemde bedragen ook in latere jaren van toepassing blijven. Dit wordt niet anders wanneer de overige tekst van de cao en andere voor derden kenbare omstandigheden in de afweging worden betrokken. In dat verband is van belang dat UPA en ASTEC iedere drie jaar opnieuw onderhandelden over een nieuwe cao. Aangenomen mag worden dat de loonafspraken, waaronder de bashi-premie, iedere keer een belangrijk onderhandelingspunt zijn. Het was dus bij het aangaan van de cao voor iedereen bekend dat de loonafspraken voor de jaren 2012 – 2014 zouden gelden en dat voor 2015 en verder onderhandeld zou worden over nieuwe loonafspraken. Dit vindt bevestiging in het bij de cao behorende protocol waarin is vastgelegd dat bij de onderhandelingen over de volgende cao rekening zal worden gehouden met de omstandigheden op de arbeidsmarkt, het prijspeil en de financiële toestand van ASTEC. Nu in aanvulling op het gegeven dat voor iedereen kenbaar was dat de loonafspraken in de cao alleen voor de jaren 2012-2014 zouden gelden, in de genoemde bepalingen expliciet is vermeld dat de loonafspraken alleen voor de daar genoemde jaren gelden, moet de strekking daarvan zijn geweest dat die gefixeerde loonafspraken niet zouden blijven gelden na ommekomst van de looptijd van de cao.
3.6.
Omstandigheden die wijzen op de door UPA bepleite uitleg van de cao zijn door haar niet naar voren gebracht en ook overigens niet gebleken. De in grief 2
- kennelijk in dit verband - ingenomen stelling dat de werknemers hebben ingestemd met ruimere werktijden in ruil voor een verhoging van de bashi-premie is door ASTEC gemotiveerd betwist en vervolgens niet nader onderbouwd door UPA, zodat deze stelling wordt verworpen. Het feit dat de gefixeerde bashi-premie mede in de plaats is gekomen van een prestatieafhankelijke bonus, is geen omstandigheid in de hiervoor bedoelde zin, omdat niet valt in te zien dat dit de door UPA bepleite uitleg van de cao ondersteunt.
3.7.
De beschikking waarvan beroep zal dan ook worden bevestigd.
3.8.
UPA zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van ASTEC in hoger beroep, begroot op Afl 4.000,- aan gemachtigdensalaris (2punten maal tarief 5).

B E S L I S S I N G

Het Hof:
- bevestigt de beschikking waarvan beroep,
- veroordeelt UPA in de proceskosten van ASTEC in eerste aanleg en in hoger beroep, begroot op Afl 4.000,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Fehmers, T.A.M. Tijhuis en F.V.L.M. Wannyn, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 22 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.