ECLI:NL:OGHACMB:2016:121

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
AR 67499 – H 389/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de declaratieverplichtingen van laboratoria onder de sociale verzekeringen

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is gebracht, gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. (ADC) en de Stichting Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos) over de declaratie van laboratoriumdiensten. ADC, oorspronkelijk eiseres in conventie en thans appellante in tussentijds appel, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) dat bevestigde dat ADC verplicht is om haar laboratoriumdiensten te declareren bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) tegen de sociale tarieven, in plaats van haar eigen commerciële tarieven.

De procedure begon met een tussenvonnis van het GEA op 1 juni 2015, waarin de vraag werd opgeworpen of ADC gebonden is aan de sociale tarieven voor de laboratoriumdiensten die zij verricht voor patiënten van Sehos. ADC heeft in haar memorie van grieven vier grieven voorgedragen en verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis, terwijl Sehos het appel bestreed en bevestiging van het vonnis vroeg.

Het Hof heeft geoordeeld dat ADC tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep is gekomen en dat de grieven van ADC niet slagen. Het Hof sluit zich aan bij de oordelen van het GEA en bevestigt dat ADC als opvolger van het Landslaboratorium gebonden is aan de sociale tarieven. Het Hof heeft de kosten van het appel aan ADC opgelegd, inclusief de kosten van de procedure ter verkrijging van vergunning voor het instellen van het appel. De beslissing van het Hof is op 17 mei 2016 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 67499 – H 389/15
Uitspraak: 17 mei 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap ANALYTISCH DIAGNOSTISCH CENTRUM N.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna te noemen: ADC,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie, thans appellante in tussentijds appel,
gemachtigden: mrs. P.M. Noordhoek en E.R. de Vries,
tegen
de stichting STICHTING SINT ELISABETH HOSPITAAL,
gevestigd in Curaçao,
hierna te noemen: Sehos,
oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, thans geïntimeerde in tussentijds appel,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en S. Pendjol-Klarenbeek.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in de zaak met AR nummer 67499 van 2014 gewezen en op 1 juni 2015 uitgesproken tussenvonnis. De inhoud van dit vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2.
Bij beschikking van 11 augustus 2015 (HAR 26/15) heeft het Hof aan ADC op haar verzoek vergunning verleend tussentijds appel in te stellen tegen voornoemd vonnis.
1.3.
ADC is bij akte van appel op 18 september 2015 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 21 september 2015 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft ADC vier grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de zaak zoveel mogelijk zelf afdoende, de vorderingen in conventie van ADC alsnog integraal zal toewijzen en de vorderingen in reconventie van Sehos alsnog integraal zal afwijzen, met veroordeling van Sehos in de kosten van beide instanties.
1.4.
Sehos heeft in een memorie van antwoord het appel bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Sehos in de kosten van appel.
1.5.
Op 26 januari 2016, de voor schriftelijk pleidooi nader bepaalde dag, hebben de gemachtigden van partijen pleitaantekeningen overgelegd. ADC heeft tevoren producties ingezonden.
1.6.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

ADC is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
ADC verricht laboratoriumdiensten, onder meer ten behoeve van klinische patiënten van Sehos die bij of krachtens de
Landsverordening Ziekteverzekeringof de
Landsverordening Ongevallenverzekeringzijn verzekerd. De in deze procedure aan de orde zijnde vraag is of ADC ter zake van deze laboratoriumdiensten gebonden is aan het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001, met bijlagen, met als consequentie dat zij moet declareren bij de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) en de ‘sociale tarieven’ (van tarief D en de daarbij behorende bijlage) moet toepassen in plaats van haar eigen ‘commerciële tarieven’. Het GEA heeft bij eindbeslissing in het bestreden tussenvonnis deze vraag bevestigend beantwoord en hiertegen richt zich het appel van ADC.
4.2.
Het appel faalt. Het Hof sluit zich aan bij de oordelen van het GEA en maakt deze tot de zijne. Het Hof voegt het hierna volgende toe.
4.3.
ADC is de opvolger van het Landslaboratorium in het kader van diens verzelfstandiging. Voor het Landslaboratorium bepaalde (laatstelijk) artikel 3 van
Tarieven Landslaboratorium 1985(P.B. 1985, no. 93):
‘Voor onderzoeken in het Landslaboratorium verricht ten behoeve van patienten waarop de bepalingen van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14) en de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15) van toepassing zijn, worden in rekening gebracht de bedragen vastgesteld onder Tarief D Diagnostisch Onderzoek van het Medisch Tarief Sociale Verzekeringen (P.B. 1959, no. 194).’
4.4.
Deze bepaling correspondeert met het door het GEA geciteerde artikel 7a van de
Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960:
‘1. De onderzoeken, bedoeld in de bijlage van het Medisch Tarief Sociale Verzekeringen (P.B. 1959, no. 194) onder Tarief D - Diagnostisch Onderzoek - sub Inleiding, worden voor zover die onderzoeken zijn opgenomen in de Tarieven Landslaboratoria (P.B. 1965, no. 87) op Curaçao en Aruba uitsluitend verricht door de landslaboratoria.
2. Het bepaalde in het voorgaande lid geldt niet voor wat de onderzoeken betreft, bedoeld in de Tarieven Landslaboratoria (P.B. 1965, no. 87) onder het hoofd "C. Chemisch onderzoek" onder de nummers 307, 308, 319 en 325 en onder het hoofd "D. Haematologisch onderzoek", evenmin als in de gevallen, waarin een spoedonderzoek uit medisch oogpunt noodzakelijk is, een en ander voor zover die onderzoeken betrekking hebben op in een ziekeninrichting opgenomen patiënten.’
4.5.
Uit deze wettelijke regelingen – met een contracteerdwang – wordt verklaard dat het Landslaboratorium geen uitgenodigde ‘medewerkende’ hoefde te zijn in de zin van de
Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960en het
Medisch Tarief Sociale Verzekeringen(P.B. 1959, no. 19), de voorganger van het huidige
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001. Gezegd kan worden dat het Landslaboratorium van rechtswege ‘medewerkende’ was of althans daaraan was gelijkgesteld; het Landslaboratorium had ook een medewerkenden-code, te weten code 750 (
Handboek voor Medewerkenden, Bijlage X Overzicht medewerkenden SVB Curaçao, p. 17; productie 4 bij conclusie van antwoord).
4.6.
Toen het Landslaboratorium (in 2000) plaats maakte voor het ADC en daarmee
Tarieven Landslaboratorium 1985, met daarvan voornoemd artikel 3, kwam te vervallen, is het ADC stilzwijgend ‘medewerkende’ geworden. Het ADC is eveneens opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5 van de
Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960, te weten onder unicode 01408 (productie 11 bij conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie). Het ADC heeft niet weersproken dat zij zich ook als ‘medewerkende’ gedraagt, tenzij het gaat om klinische patiënten van Sehos (conclusie van antwoord, onder 66; pleitnota mrs. Murray en Pendjol-Klarenbeek in eerste aanleg, onder 12-15; GEA rov. 5.4 slot). Sehos heeft gesteld dat ADC in beginsel vrij is te verzoeken van het register te worden afgevoerd overeenkomstig artikel 7 van de
Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960.
4.7.
Ingevolge artikel 12 lid 1 van de
Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960vindt de honorering van de diensten van de medewerkende plaats ingevolge de bepalingen van het
Medisch Tarief Sociale Verzekeringen(P.B. 1959, no. 19), waarvoor thans moet worden gelezen: het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001. De tarieven geldende voor laboratoriumonderzoeken zijn ingevolge artikel 3 lid 1 aanhef en onder d en artikel 10 lid 8 van het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringenopgenomen in tabel D, de tabel laboratoriumonderzoek, in de bijlage behorende bij dit landsbesluit (productie 1 bij de conclusie van antwoord).
4.8.
Het ADC valt onder de term ‘zorginstellingen’ in artikel 25 van het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001(luidende: ‘Het is alle zorgverleners, zorginstellingen en de ambulances verboden om aan de Bank danwel aan de verzekerden een hogere vergoeding in rekening te brengen dan de in dit landsbesluit vastgestelde vergoedingen’). De term ‘zorginstelling’ is in het landsbesluit niet gedefinieerd, maar de term ‘instelling’ wel (artikel 1 aanhef en onder m: ‘de medewerkende, die geen huisarts, medisch specialist, paramedicus, apotheker, botica of ziekeninrichting is en die tot doel heeft geneeskundige behandeling en verzorging te verlenen aan zieken die een bepaald soort zorg behoeven’). Blijkens deze definitie zijn ‘zorginstelling’ en ‘instelling’ kennelijk synoniemen. ADC is wel een ‘instelling’, blijkens de definitie van ‘laboratorium’ in artikel 1 aanhef en onder o
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001(‘een medewerkende instelling die tot doel heeft het doen van onderzoek naar lichaamsprodukten van de verzekerden’).
4.9.
Vergelijk ook – ter bevestiging – de definitie van ‘zorginstelling’ in artikel 1 aanhef en onder k van de latere
Landsverordening Zorginstellingen:‘een organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg, met uitzondering van een organisatorisch verband waar zorg wordt verleend als deel van de in een ander organisatorisch verband verleende zorg’, met in de memorie van toelichting: ‘Een bijzondere categorie zorginstellingen wordt gevormd door de laboratoria’ (conclusie van antwoord, onder 32).
4.10.
Overigens zou tarief D met bijlage ook gelden zonder dit artikel 25 van het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001(zie rov. 4.7).
4.11.
Ingevolge artikel 2 van de
Landsverordening Sociale Verzekeringsbankis de SVB belast met de uitvoering van de
Landsverordening Ziekteverzekeringen de
Landsverordening Ongevallenverzekering. Uit Deel II Declaraties van het
Handboek voor Medewerkenden(zijnde ingevolge artikel 1 aanhef en onder e van het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001: ‘het door de Bank opgestelde handboek voor medewerkenden, waarin regels, gedrags- en richtlijnen zijn opgenomen’) volgt dat ADC als medewerkende dient te declareren bij de Sociale Verzekeringsbank; ADC beschikt over de benodigde gegevens (conclusie van antwoord, onder 15-19 en onder 45-55) en dient ontbrekende gegevens zo nodig bij Sehos op te vragen. Dat (in het verleden) Sehos betaalde aan ADC doet daaraan niet af. Een verbintenis kan in beginsel door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen (artikel 6:30 lid 1 BW).
4.12.
Het beroep van ADC op artikel 1 Protocol nr. 1 EVRM faalt op de gronden door het GEA genoemd. Het Hof heeft in zijn uitspraak van 1 juni 2004,
Mariadal v. de Nederlandse Antillen en de SVB, gepubliceerd in
Tijdschrift voor Antilliaans Recht- Justicia2004/3, p. 227 e.v. reeds geoordeeld dat het
Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001een deugdelijke wettelijke grondslag heeft.
4.13.
Het GEA (rov. 5.13-5.14) heeft besloten eerst de principiële vraag te beantwoorden alvorens (behoudens een intrekking van de vorderingen) in ‘nader feitenonderzoek’ de hoogte der vorderingen te beoordelen. Voor zover het appel (in de grieven 2 en 4) zich hiertegen richt, faalt het. Het Hof heeft geen bedenkingen tegen deze beslissing van het GEA. Indien het nadere feitenonderzoek tot de slotsom zou leiden dat het ADC per saldo een hoger geldbedrag van Sehos te vorderen heeft dan andersom, kan dat tot toewijzing alsnog leiden van een deel van de vordering in conventie. Zo nodig dient het GEA dan in zoverre terug te komen van hetgeen het in rov. 5.12 van het bestreden tussenvonnis heeft overwogen.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd. ADC dient de kosten van het appel, inclusief die van de procedure ter verkrijging van vergunning daartoe, te dragen.

5.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt het bestreden tussenvonnis;
- verwijst de zaak naar de rol van het GEA van 20 juni 2016 voor verdere behandeling;
- draagt de griffier van het Hof op te bevorderen dat de zaak op de rol van het GEA van 20 juni 2016 wordt geplaatst;
- veroordeelt ADC in de kosten van het appel aan de zijde van Sehos gevallen en tot op heden begroot op NAf 8.500,= aan gemachtigdensalaris en NAf 462,50 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 mei 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.