Uitspraak
[Appellant 1],
[Appellant 2],
1.Het verloop van de procedure
2.De ontvankelijkheid
3.De grieven
4.Beoordeling
Landsverordening basisverzekering ziektekosten(P.B. 2013, no. 3; hierna te noemen: Landsverordening BVZ) met uitvoeringsregeling. Deze Landsverordening BVZ is mede van toepassing op overheidsgepensioneerden, hetgeen tot gevolg heeft dat deze personen op minder dekking aanspraak kunnen maken en een hogere premie dienen te betalen dan vóór 1 februari 2013. Vóór 1 februari 2013 vielen zij onder de
Landsverordening Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden(P.B. 1975, no. 249; hierna te noemen: RZOG), bij welke regeling het Fonds ziektekosten overheidsgepensioneerden (hierna te noemen: FZOG) in het leven is geroepen.
obiter dictum– ter zake een principiële uitspraak te doen.
Landsbesluit vaststelling premie, premie-inkomensgrenzen, eigen bijdrage en toeslag basisverzekering ziektekosten en premie ziekteverzekering(P.B. 2013, no. 4, zoals verbeterd bij P.B. 2013, no. 94) gewijzigd, en wel bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 29 oktober 2014, P.B. 2014, no. 95; productie bij pleitnota mr. Camelia in hoger beroep). Deze wijziging is gunstig voor gepensioneerden als appellanten. Het percentage van de door hen verschuldigde premie is per 1 oktober 2014 teruggebracht van 10% naar 6,5%. Daartegenover staat onder meer dat de premiedruk voor werknemers per saldo (na aftrek van de toeslag van 9% die de werkgever betaalt) is verhoogd van 3% naar 4%. De premiedruk van verzekerde zelfstandigen is verhoogd van 12% naar 13%. Het Hof zal echter uitgaan van de premiedruk die bestond per 1 februari 2013, waarover het GEA heeft geoordeeld.
Stec v. the United Kingdom, § 53).
Staatsregeling, artikel 1 Protocol no. 12 EVRM, artikel 26 IVBPR) niet in een ‘relevantly similar position’ verkeren. Werkgevers zijn wettelijk verplicht aan hun werknemers een toeslag ter compensatie te betalen (artikel 6.8 lid 5 Landsverordening BVZ). Gepensioneerden hebben geen werkgever meer. De stelling van appellanten dat sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid, omdat zij gedwongen zijn de BVZ te accepteren terwijl gepensioneerden met een particuliere verzekering buiten de werkingssfeer van de BZV vallen, faalt reeds op de grond dat is gesteld noch gebleken dat dit onderscheid voor appellanten nadelig is.
Staatsregeling, overwogen dat rechterlijke toetsing aan artikel 25 lid 1 van de
Staatsregeling(luidende: ‘De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid’) niet is toegelaten. Overigens stemt het Hof in met de stelling van het Land dat door de introductie van de basisverzekering ziektekosten de volksgezondheid bij uitstek wordt gediend.
Staatsregeling(de ‘klassieke grondrechten’ regelende) of met internationaal recht met rechtstreekse werking. In verband met dit verbod, kan de rechter de afweging van de wetgever niet toetsen aan algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht. De, slechts bij hoge uitzondering aan te nemen, in HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3679, NJ 2015/344 bedoelde bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en die strikte toepassing zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven, doen zich in deze zaak niet voor.