ECLI:NL:OGHACMB:2016:114

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
AR 65691/2013 – H 62/2015 en H 62A/2015
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschap en overbedeling van waarde van een woonhuis in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de verdeling van de gemeenschap na een echtscheiding. De zaak is op 27 september 2016 behandeld, waarbij het Hof zich baseerde op eerdere uitspraken en deskundigenrapporten. De appellante, een vrouw wonend in Curaçao, was oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, terwijl de geïntimeerde, een man wonend in Dubai, oorspronkelijk eiser in conventie was. De deskundige H.M.P. Henriquez had een waardebepaling van de woning vastgesteld op NAf 260.000,-, waartegen geen bezwaren waren ingebracht door de partijen. Het Hof oordeelde dat de woning aan de man moest worden toegedeeld, en dat de overwaarde van de woning, na aftrek van de hypothecaire schuld, gelijk was aan NAf 90.363,83. Beide partijen waren gerechtigd tot de helft van dit bedrag, wat betekende dat de man NAf 45.181,92 aan de vrouw verschuldigd was uit overbedeling.

Daarnaast werd vastgesteld dat de vrouw aan de man een gebruiksvergoeding van NAf 750,- per maand verschuldigd was voor het gebruik van de woning vanaf juni 2013, wat resulteerde in een totaalbedrag van NAf 30.000,-. Verder was de vrouw ook nog eens NAf 27.189,30 aan de man verschuldigd. Uiteindelijk kwam het Hof tot de conclusie dat de vrouw per saldo NAf 12.007,38 aan de man verschuldigd was. Het Hof vernietigde het eerdere vonnis en bepaalde dat de woning en de hypothecaire schuld aan de man werden toegedeeld, en dat de proceskosten gelijkelijk over partijen werden verdeeld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnisno.:
Registratienummer: AR 65691/2013 – H 62/2015 en H 62A/2015
Uitspraak: 27 september 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonend in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. M.O. Gomes,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonend in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten),
oorspronkelijk eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure tot 1 maart 2016 verwijst het Hof naar het tussenvonnis van die datum. Op 18 mei 2016 heeft de deskundige H.M.P. Henriquez een waardebrief-marktindicatie (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht. Bij akten van 16 augustus 2016 hebben partijen daarop gereageerd. Vervolgens is vonnis gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel appel
2.1.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat de marktwaarde van de woning aan de [woning] (hierna: de woning) NAf 260.000,- bedraagt. Partijen hebben hiertegen geen bezwaren ingebracht. Het Hof neemt het oordeel van de deskundige over en maakt dit tot het zijne.
2.2.
Uit het tussenvonnis van 20 oktober 2015 (hierna: het tussenvonnis) volgt dat de gemeenschap moet worden verdeeld en dat de woning wordt toegedeeld aan de man. De stand van de hypothecaire schuld per 31 juli 2014 inclusief achterstallige rente was NAf 169.636,17 (rov. 3.10 van het tussenvonnis). Rente- en eventuele overige betalingen op de hypothecaire schuld na die datum zijn door de man voldaan. De overwaarde van de woning bedraagt dus (NAf 260.000,00 – NAf 169.636,17 =)
NAf 90.363,83. De man en de vrouw zijn ieder gerechtigd tot de helft van dit bedrag, zodat de man uit overbedeling NAf 45.181,92 verschuldigd is aan de vouw.
2.3.
Hierop dient in mindering te worden gebracht het bedrag dat de vrouw aan de man verschuldigd is wegens het gebruik van de woning vanaf 1 juni 2013. Het Hof ziet in hetgeen de man heeft aangevoerd geen aanleiding een hogere gebruiksvergoeding vast te stellen dan het bedrag van NAf 750,- dan zij aanvankelijk zijn overeengekomen. Weliswaar is de vrouw op een gegeven moment gestopt met betalen maar dat is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat de vrouw zich niet op voortzetting van het gebruik tegen dezelfde voorwaarden mocht beroepen. Dat de deskundige de huurwaarde per maand op NAf 1.300,- heeft vastgesteld, brengt daarin geen verandering. Hetzelfde geldt voor de stelling van de man dat zijn maandelijkse kosten voor de woning de huurwaarde zelfs overstijgen. Weliswaar is redelijk dat de vergoeding voldoende is om de kosten te dekken, maar als kosten kunnen niet worden aangemerkt aflossingen op de hypothecaire lening. Uit productie 1 bij de memorie van antwoord, waarnaar de man heeft verwezen, kan niet worden afgeleid welk deel van zijn betalingen ziet op rente en welk deel op aflossing van de hypotheekschuld. Het Hof zal de gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning voor de periode vanaf juni 2013 dan ook in redelijkheid vaststellen op NAf 750,- per maand. Dit betekent dat de vrouw uit dien hoofde aan de man is verschuldigd NAf 30.000,- (40 maanden maal NAf 750,-).
2.4.
In rov. 3.12 van het tussenvonnis is tot slot geoordeeld dat de vrouw aan de man verschuldigd is NAf 27.189,30.
2.5.
Een en ander brengt mee dat de vrouw per saldo aan de man verschuldigd is (NAf 45.181,92 – NAf 30.000 – NAf 27.189,30 =) NAf 12.007,38.
2.6.
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd en dat moet worden beslist als hierna te melden.
2.7.
De proceskosten van partijen zullen worden verrekend als hierna vermeld, nu zij ex-echtgenoten zijn. Eveneens om die reden zullen de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen worden verdeeld.
Het Hof:
in principaal en incidenteel appel
- vernietigt het vonnis waarvan beroep,
- stelt de verdeling aldus vast dat aan [geïntimeerde] worden toegedeeld de woning aan de [woning] en de hypothecaire schuld,
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte tot verdeling en levering,
- veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van NAf 12.007,38,
- veroordeelt de man en de vrouw tot betaling van de helft van de kosten van de deskundige van NAf 424,-, welk bedrag al door hen aan het Hof is betaald,
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
- compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 27 september 2016.