ECLI:NL:OGHACMB:2016:111

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
E 77357 - H 107/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met Nederlandse nationaliteit, gehuwd in Curaçao, en de rechtsmacht van de Curaçaose rechter

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen twee partijen, de vrouw en de man, die in Curaçao zijn gehuwd op 30 december 2010. Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. De vrouw en de man hebben in eerste aanleg een verzoek tot echtscheiding ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, maar het GEA heeft zich onbevoegd verklaard. Hiertegen hebben zij hoger beroep ingesteld. De appellanten hebben in hun beroepschrift verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de echtscheiding uit te spreken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 augustus 2016 was alleen de gemachtigde van partijen aanwezig. Het Hof heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba. Het Hof heeft vastgesteld dat de Curaçaose huwelijksakte niet in Nederland is ingeschreven, wat complicaties met zich meebrengt voor de rechtsmacht van de Curaçaose rechter.

Het Hof heeft geconcludeerd dat de echtscheidingsgronden in Nederland en Curaçao identiek zijn en dat er geen belang is geschaad door de Curaçaose rechter bevoegd te achten om de echtscheiding uit te spreken. De bestreden beschikking is vernietigd en het gezamenlijk verzoek tot echtscheiding is toegewezen, met aanhechting van het echtscheidingsconvenant aan de beschikking.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2016 BESCHIKKING NO.
Registratienrs.: E 77357 - H 107/16
Uitspraak: 13 september 2016, met aangehechte bijlage
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
1.
[DE VROUW],
hierna te noemen: de vrouw,
2.
[DE MAN],
hierna te noemen: de man,
beiden wonende in Nederland en te dezer zake woonplaats gekozen hebbende ten kantore van hun gemachtigde,
oorspronkelijk verzoekers, thans appellanten,
gemachtigde: mr. A.W.P. Eustatius.
Partijen zijn de ouders van:
[dochter], geboren op [geboortedatum],
hierna te noemen: het kind.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met E nummer 77357 van 2016 gegeven en op 9 februari 2016 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
Appellanten hebben in een beroepschrift, ter griffie ingekomen op 21 maart 2016, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin hebben zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de echtscheiding tussen hen zal uitspreken.
1.3.
Op 16 augustus 2016 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Alleen de gemachtigde van partijen is verschenen.
1.4.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
Partijen zijn gehuwd in Curaçao op 30 december 2010. Het Hof gaat ervan uit dat zij beiden de Nederlandse nationaliteit hebben.
3.2.
Blijkens overgelegde uittreksels uit de Curaçaose basisadministratie persoonsgegevens is de man op 19 november 1996 en de vrouw op 26 februari 1999 van uit Curaçao naar Nederland vertrokken. Het Hof gaat er daarom vanuit dat partijen ten tijde van hun huwelijk in Curaçao hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De Curaçaose huwelijksakte is kennelijk niet in Nederland ingeschreven in het huwelijksregister van de gemeente Den Haag overeenkomstig artikel 1:25 van het Nederlandse
Burgerlijk Wetboek.
3.3.
Omdat partijen ten tijde van hun huwelijk in Curaçao niet in Curaçao hun gewone verblijfplaats hadden, kan gesproken worden van ‘honeymoontoerisme’, ofschoon de in 2001 ingevoerde – in Nederland niet bestaande – mogelijkheid van ‘honeymoontoerisme’ (artikel 1:43 en artikel 1:44 lid 1 onder h van het Curaçaose
Burgerlijk Wetboek) door de wetgever is geopend met het oog op personen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben (en niet in Curaçao wonen).
3.4.
Partijen wensen, omdat zij in Curaçao gehuwd zijn, ook in Curaçao van echt te scheiden (
forum loci celebrationis) en hebben daartoe bij het GEA een verzoek ingediend, met echtscheidingsconvenant. Het GEA heeft zich onbevoegd verklaard. Hiertegen richt zich het appel van partijen.
3.5.
Het Hof heeft op 19 mei 2015 in een Arubaanse zaak (EJ 1178/14 – Ghis 72588 – H 98/15), gepubliceerd in het
Caribisch Juristenblad2015/2, p. 143-144, betreffende twee personen met (uitsluitend) de Venezuelaanse nationaliteit, geoordeeld:
3.2.
In de memorie van toelichting is destijds opgemerkt (…; ook in
Parlementaire Geschiedenis van het Nederlands Antilliaanse (nieuw) Burgerlijk Wetboek, ed. M.F. Murray, 2005, p. 51):
‘Ook als de aanstaande echtgenoten niet hier te lande wonen, wordt door het onderhavige ontwerp een huwelijk mogelijk gemaakt, nu de praktijk heeft aangetoond dat aan deze mogelijkheid behoefte bestaat. Uiteraard is dan geen uittreksel uit het bevolkingsregister nodig (artikel 44, eerste lid, onderdeel a, slot).
In verband met het verschijnsel schijnhuwelijk - waarbij het oogmerk bestaat hier te lande toegang te krijgen - is in artikel 44, eerste lid, onderdeel h, een preventieve voorziening getroffen. (…).’
3.3.
Partijen hebben hun huwelijk niet in Venezuela ingeschreven (productie 5 bij beroepschrift). Zij hebben in Aruba echtscheiding verzocht, maar het GEA heeft in de bestreden beschikking, met een beroep op artikel 814 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (Rv), geoordeeld dat aan de rechter in Aruba geen rechtsmacht toekomt. Hiertegen richt zich het hoger beroep terecht.
3.4.
De Arubaanse wetgever heeft ter stimulering van de economie het ‘honeymoontoerisme’ mogelijk gemaakt. Dit huwelijk wordt ingeschreven in het huwelijksregister van de Arubaanse burgerlijke stand. Hierbij past dat indien de buitenlandse partijen op eenparig verzoek aan de Arubaanse rechter echtscheiding verzoeken, de Arubaanse rechter naar ongeschreven recht rechtsmacht heeft om de echtscheiding uit te spreken (
forum loci celebrationis; verg. artikel 4 lid 4 RvNed ten aanzien van een Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap). Artikel 814 Rv draagt derhalve geen exclusief karakter (vgl.
Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Invoeringswet Boek 1, 1969, p. 1576 boven).
3.6.
De vraag rijst of dezelfde beslissing in het onderhavige geval kan worden gegeven. Verschillen met de Arubaanse zaak zijn dat in het onderhavige geval partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben. Het gaat om een interregionaal geval dat in artikel 814 van het Curaçaose
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingonder ogen gezien is.
3.7.
Gebleken is ter zitting dat de Nederlandse advocaat van partijen hun had medegedeeld dat echtscheiding in Nederland niet mogelijk is omdat de huwelijksakte niet in Nederland is ingeschreven, welk advies onjuist is, blijkens artikel 1:17 lid 2 en artikel 1:21 van het Nederlandse
Burgerlijk Wetboek. Voorts heeft de gemachtigde van partijen ter zitting gewezen op de kosten die partijen reeds gemaakt hebben en die zij, bij onbevoegdverklaring door het Hof, nog zullen moeten maken in Nederland.
3.8.
De echtscheidingsgronden in Nederland en in Curaçao zijn identiek. Het gaat hier om een eenparig verzoek. Sprake was, zoals reeds hiervóór is overwogen (rov. 3.3), bij de huwelijkssluiting van ‘honeymoontoerisme’ . Het Hof ziet niet in welk belang geschaad wordt indien in dit geval de Curaçaose rechter zich bevoegd acht, naast de Nederlandse.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat het gezamenlijk verzoek tot echtscheiding moet worden toegewezen, met aanhechting aan deze beschikking van het echtscheidingsconvenant (productie bij inleidend verzoekschrift).

4.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
- spreekt de echtscheiding tussen partijen uit ter zake van hun op 30 december 2010 in Curaçao gesloten huwelijk;
- bepaalt dat de inhoud van het aan deze beschikking gehechte convenant geacht moet worden deel uit te maken van deze beschikking en gelast partijen daaraan uitvoering te geven.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia,
leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2016 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.