ECLI:NL:OGHACMB:2015:84

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
EJ 67293 H-76/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en gewijzigde omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) van 8 januari 2015. De man, die oorspronkelijk geopposeerde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het GEA waarin zijn verzoek om de alimentatiebijdrage aan de vrouw te wijzigen naar nihil werd afgewezen. De man heeft aangevoerd dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn hertrouw en een significant lager inkomen. De vrouw, oorspronkelijk opposante, heeft in het verzet tegen de eerdere beschikking van 16 januari 2014 gesteld dat de man nog steeds aandelen bezit die zijn inkomen verhogen.

De procedure begon met een beschikking van het GEA op 8 januari 2015, waartegen de man op 11 februari 2015 hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2015 zijn getuigen gehoord, en op 1 september 2015 vond het getuigenverhoor plaats. De man heeft zijn stelling onderbouwd met belastingaangiften, terwijl de vrouw heeft betoogd dat de alimentatie ook een compensatie was voor aandelen die zij bij de echtscheiding heeft opgegeven.

Het Hof heeft geoordeeld dat de vrouw momenteel een inkomen uit arbeid geniet, waardoor haar behoefte aan alimentatie is afgenomen. De man heeft echter aangetoond dat zijn inkomen aanzienlijk is gedaald, en de vrouw is er niet in geslaagd om bewijs te leveren van haar stelling dat de man nog steeds aandelen bezit. Het Hof concludeert dat de man geen draagkracht meer heeft om de alimentatie te betalen, en dat de vrouw ten onrechte in verzet is gekomen tegen de eerdere beschikking. Het Hof vernietigt de bestreden beschikking en bevestigt de eerdere beschikking van 16 januari 2014, waarbij de alimentatie op nihil is gesteld. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2015 Vonnisno.:
Registratienummers: EJ 67293 H-76/15
Uitspraak: 1 december 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
[DE MAN],
wonende te Curaçao,
hierna te noemen: de man,
oorspronkelijk geopposeerde, thans appellant,
gemachtigde: mr. B. Nagelmakers,
tegen
[DE VROUW],
wonende te Curaçao,
hierna te noemen: de vrouw,
oorspronkelijk opposante, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe.

1.De procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gegeven en op 8 januari 2015 uitgesproken beschikking. De inhoud van deze beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2
De man heeft door indiening van een beroepschrift, ter griffie ingekomen op 11 februari 2015, tijdig hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking van 8 januari 2015. In het beroepschrift heeft hij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man tot wijziging van de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw tot nihil, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
1.3
Op 28 april 2015 heeft de mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden, alwaar de vrouw in de gelegenheid is gesteld een tweetal getuigen te doen horen.
1.4
Het horen van de door de vrouw voorgebrachte getuigen heeft – na uitstel – op 1 september 2015 plaatsgevonden. Van het getuigenverhoor is proces-verbaal opgemaakt.
1.5
Op 29 september 2015 hebben partijen elk een akte na enquête gediend.
1.6
Vervolgens is beschikking nader bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

2.1
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.De beoordeling

3.1
Bij echtscheidingsconvenant van 16 juni 2005 zijn de man en de vrouw overeengekomen dat de man aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud zal betalen van NAf 4.000,- per maand. Op verzoek van de man heeft het GEA deze bijdrage bij beschikking van 16 januari 2014 (EJ 62741/2013)gewijzigd en met ingang van 20 oktober 2012 vastgesteld op nihil vanwege gewijzigde omstandigheden van de man. De vrouw is van deze uitspraak in verzet gekomen, naar aanleiding waarvan het GEA bij voornoemde beschikking van 8 januari 2015 de beschikking van 16 januari 2014 heeft ingetrokken en de vordering van de man heeft afgewezen. Tegen deze beslissing richt zich het hoger beroep van de man.
3.2
De man legt aan zijn stelling dat sprake is van gewijzigde omstandigheden ten grondslag dat hij is hertrouwd en zijn nieuwe echtgenote en haar twee kinderen moet onderhouden, dat hij thans een inkomen heeft van slechts USD 1.300,- per maand (in plaats van het inkomen van NAf 15.000,- per maand ten tijde van het sluiten van het echtscheidingsconvenant) en dat de behoefte van de vrouw is afgenomen omdat zij, anders dan destijds, een inkomen uit arbeid geniet. Ter adstructie van zijn inkomen heeft de man diverse belastingaangiften overgelegd.
3.3
Naar het oordeel van het Hof staat als niet, althans onvoldoende weersproken vast dat de vrouw momenteel een inkomen uit arbeid geniet en dat zij daarom minder behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud dan ten tijde van het sluiten van het echtscheidingsconvenant. De vrouw heeft evenwel onbestreden aangevoerd dat de aan haar door de man te betalen bijdrage mede geldt als compensatie voor het feit dat zij bij de echtscheiding afstand heeft gedaan van de toentertijd door de man gehouden aandelen in het kapitaal van Flamingo TV Bonaire B.V. (hierna: Flamingo TV).
3.4
Blijkens de door man overgelegde bescheiden geniet hij thans een aanmerkelijk lager inkomen dan in 2005. De vrouw heeft dienaangaande weliswaar gesteld dat de man nog steeds aandelen in Flamingo TV bezit en uit dien hoofde maandelijks een aanzienlijk bedrag krijgt uitgekeerd, maar deze stelling kan als door de man weersproken niet zonder meer slagen. De vrouw is daarom in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling, maar daarin is zij, nu de gehoorde getuigen elk hebben verklaard dat de man geen aandeelhouder meer is, niet geslaagd. Feiten en/of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het inkomen van de man hoger ligt dan door de man onderbouwd met de verschillende belastingaangiften gesteld, zijn ook overigens gesteld noch gebleken.
3.5
Uit het voorgaande volgt dat met betrekking tot het inkomen van de man sprake is van een wijziging in de omstandigheden waardoor de in het echtscheidingsconvenant neergelegde afspraak dat de man NAf 4.000,- per maand aan de vrouw dient te betalen, niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Gelet op de beperkte hoogte van het inkomen van de man moet, bij gebreke aan aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel, worden aangenomen dat de man geen draagkracht (meer) heeft om een bijdrage aan de vrouw te voldoen.
3.6
De vrouw is ten onrechte in verzet gekomen van de beschikking van 16 januari 2014 (EJ 62741/2013) waarin de door de man te betalen bijdrage met ingang van 20 oktober 2012 op nihil is gesteld. In zaken als onderhavige, in een beschikking eindigend (art. 429a e.v. Rv), is verzet niet mogelijk. Reeds om die reden moet de bestreden beschikking van 8 januari 2015 worden vernietigd. Het Hof zal het verzet van de vrouw aanmerken als een hoger beroep tegen de beschikking van 16 januari 2014. Gelet op het voorgaande faalt dit hoger beroep, zodat de beschikking van 16 januari 2014 moet worden bevestigd.
3.7
Gelet op de hoedanigheid van partijen en de aard van de procedure, worden de kosten van het hoger beroep gecompenseerd.
BESLISSING
Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende;
- bevestigt de beschikking van 16 januari 2014 (EJ 62741/2013);
- compenseert de kosten van het hoger beroep, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, T.A.M. Tijhuis en D. Radder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 1 december 2015.