ECLI:NL:OGHACMB:2015:83

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
AR 123/2011 Ghis 69382 H- 205/14
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake charterovereenkomst en internationale bevoegdheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Saga Transport Ltd. tegen de vennootschap Société de Transport Maritime Batelee SARL, met betrekking tot een charterovereenkomst voor het vrachtvervoerschip MS Sirena. Saga, gevestigd in Sint Maarten, was oorspronkelijk eiseres in conventie en verweerster in reconventie, terwijl STMB, gevestigd in Guadeloupe, oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie was. De procedure begon met een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 23 april 2015, waar Saga in hoger beroep ging op 4 juni 2013. Saga vorderde onder andere schadevergoeding van STMB ter hoogte van USD 133.550,81, als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de charterovereenkomst. STMB voerde aan dat het Hof niet bevoegd was, omdat er een forumkeuze was gemaakt voor arbitrage in Guadeloupe, maar het Hof oordeelde dat dit verweer tardief was. Het Hof oordeelde dat de kenmerkende prestatie van de overeenkomst het ter beschikking stellen van het schip was, en dat het recht van Sint Maarten van toepassing was. Het Hof oordeelde dat STMB ongerechtvaardigd was verrijkt ten koste van Saga, en dat STMB een bedrag van USD 70.172,97 aan Saga moest betalen. In reconventie werd Saga veroordeeld tot betaling van USD 45.500,- aan STMB, met wettelijke rente vanaf 20 maart 2012. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2015 Vonnisno.:
Registratienummer: AR 123/2011 Ghis 69382 H- 205/14
Uitspraak: 9 oktober 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
SAGA TRANSPORT LTD.,
gevestigd te Sint Maarten, oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. S.R. Bommel en C.A. Peterson,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
SOCIETE DE TRANSPORT MARITIME BATELEE SARL,
gevestigd te Guadeloupe,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: voorheen mr. M. Le Poole, thans mr. M. Unsal.
Partijen worden hierna ook Saga en STMB genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 23 april 2015. De inhoud van dit vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2
Saga is in hoger beroep gekomen door indiening op 4 juni 2013 van een daartoe strekkende akte van hoger beroep. Op 15 juli 2013 heeft Saga een memorie van grieven met producties ingediend, waarbij twee grieven zijn voorgedragen en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de conventionele vordering van Saga alsnog zal toewijzen en de reconventionele vordering van STMB alsnog zal afwijzen, met veroordeling van STMB in de kosten van beide instanties en alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
STMB heeft op 13 november 2013 een memorie van antwoord ingediend waarin zij heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van Saga in de kosten van deze procedure.
1.4
Op de daarvoor bepaalde dag hebben partijen ieder aan de hand van aan het Hof overgelegde pleitaantekeningen mondeling pleidooi gevoerd.
1.5
Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
De in het bestreden vonnis onder 2.1 opgesomde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden, zodat ook het Hof die feiten tot uitgangspunt kan nemen. Het Hof zal deze feiten wederom opsommen en aanvullen zoals hierna te vermelden.
2.2
STMB is eigenaar van het vrachtvervoerschip MS Sirena. BNP Paribas Guadeloupe (hierna: BNP) heeft ten behoeve van de financiering van de bouw van het schip aan STMB een hypothecaire geldlening verstrekt.
2.3
Partijen hebben op 20 mei 2010 een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten op grond waarvan Saga het MS Sirena vanuit Philipsburg te Sint Maarten chartert voor USD 3.500,- per dag.
2.4
STMB heeft het MS Sirena op 30 mei 2010 overeenkomstig de overeenkomst ter beschikking gesteld aan Saga.
2.5
Op 19 februari 2011 heeft BNP conservatoir beslag gelegd op het MS Sirena.
2.6
Door middel van een op 28 juni 2011 gedateerde brief aan STMB heeft Saga van STMB schadevergoeding gevorderd ten bedrage van in totaal USD 133.550,81, alsmede de verschuldigdheid van de wettelijke rente aangezegd.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Bevoegdheid Hof
3.1
STMB heeft zich ter gelegenheid van pleidooi in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het Hof niet bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen, nu partijen blijkens de door Saga (ter gelegenheid van het mondeling pleidooi in hoger beroep) als nadere productie overgelegde tijdbevrachtingsovereenkomst een rechts- en forumkeuze hebben gemaakt voor het beslechten van tussen hen bestaande geschillen door arbiters te Guadeloupe en met toepassing van het recht van Guadeloupe (box 35 van de tijdbevrachtingsovereenkomst). Saga heeft hiertegen aangevoerd dat dit verweer tardief is gevoerd, nu dit niet tegelijk met het verweer op de hoofdzaak is voorgesteld.
3.2
Met Saga is het Hof van oordeel dat het beroep op de in de tijdbevrachtingsovereenkomst opgenomen forum- en rechtskeuze tardief is aangevoerd. Het Hof zal aan dit verweer dan ook voorbij gaan.
Toepasselijk recht
3.3
Voorts heeft STMB als verweer gevoerd dat partijen geen rechtskeuze hebben gemaakt, zodat op basis van de regels van het internationaal privaatrecht de leer van de karakteristieke prestatie moet worden toegepast. Dit leidt er volgens STMB toe dat Frans recht van toepassing is. Ook dit verweer faalt. Bij gebreke aan een rechtskeuze is op een internationale overeenkomst in beginsel van toepassing de wet van het land waar de partij is gevestigd die de kenmerkende prestatie moet verrichten. Met STMB is het Hof van oordeel dat de kenmerkende prestatie van de overeenkomst het ter beschikking stellen van het schip is, zodat in beginsel het recht van het land waar STMB is gevestigd (te weten Frans recht) van toepassing is. Van voormeld uitgangspunt kan echter worden afgeweken indien omstandigheden bestaan welke zodanige aanknopingspunten opleveren met het recht van een ander land, dat het recht van dit andere land de overeenkomst behoort te beheersen. Daarvan is in dit geval sprake. Het MS Sirena is door STMB steeds in Sint Maarten aan Saga ter beschikking gesteld, Saga diende het schip voor haar wekelijkse routes vanaf Sint Maarten in te zetten en zij diende het schip ook weer te Sint Maarten aan STMB te retourneren. Aldus heeft de (uitvoering van) de overeenkomst tussen partijen zodanige aanknopingspunten met de rechtssfeer van Sint Maarten, dat het recht van Sint Maarten de overeenkomst dient te beheersen.
3.4
Het Hof zal de zaak dan ook naar Sint Maartens recht beoordelen.
in conventie
3.5
Saga heeft in eerste aanleg - kort samengevat – gevorderd dat STMB wordt veroordeeld tot betaling aan haar van (onder meer) US$ 133.550,81 ter zake van door Saga geleden schade als gevolg van niet nakoming van de charterovereenkomst door STMB. Het GEA heeft geoordeeld dat niet aan het voor schadevergoeding vereiste condicio sine qua non-verband is voldaan en de vordering, vanwege de erkenning door STMB van de verschuldigdheid daarvan, tot een bedrag van US$ 70.172,97 toegewezen.
3.6
Het hoger beroep van Saga richt zich tegen het oordeel van het GEA dat tussen de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door STMB en de door Saga geleden schade als gevolg van deze tekortkoming, geen causaal verband bestaat (grief 1). Volgens Saga zijn partijen overeengekomen dat Saga bepaalde kosten voor STMB voor zou schieten, deze kosten aan STMB zou factureren en vervolgens zou verrekenen met de door haar aan STMB te betalen chartervergoeding. Nu Saga het MS Sirena vanwege het beslag niet meer kon charteren, heeft zij deze voor en namens STMB betaalde kosten niet meer kunnen verrekenen. Hierdoor heeft zij schade geleden, welke schade - van in totaal US$ 133.550,81 - STMB is gehouden te vergoeden, aldus nog steeds Saga. STMB heeft hiertegen aangevoerd dat de gestelde kosten, behoudens de kosten die door haar zijn erkend, krachtens de afspraken tussen partijen ten laste van Saga komen.
3.7
Dienaangaande geldt als volgt.
3.8
Vast staat dat op het MS Sirena beslag is gelegd en dat Saga het schip daardoor niet (meer) heeft kunnen charteren. Niet is in geschil dat STMB derhalve als gevolg van het beslag toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. De door deze tekortkoming door Saga geleden schade dient STMB te vergoeden, mits tussen de tekortkoming en de schade causaal verband bestaat.
3.9
Als tussen partijen niet in geschil zijnde staat voorts vast dat Saga bepaalde kosten voor STMB heeft voorgeschoten en dat zij deze met de door haar te betalen charterfees mocht verrekenen. Blijkens de stellingen van partijen en de overgelegde overeenkomst maakt deze afspraak geen onderdeel uit van de charterovereenkomst, maar betreft het een afzonderlijke afspraak tussen partijen. Dit brengt mee dat van een causaal verband tussen de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de charterovereenkomst en schade ten gevolge van het niet kunnen verrekenen, geen sprake is. De op de toerekenbare tekortkoming gebaseerde vordering is daarom niet toewijsbaar.
3.1
Evenmin is, zoals Saga in haar eerste grief voorts heeft betoogd, van onverschuldigde betaling sprake. Uit de stellingen van Saga volgt immers dat zij de betaling op grond van de afspraak met STMB heeft voldaan, zodat de betalingen niet zonder rechtsgrond zijn verricht.
3.11
Met Saga is het Hof van oordeel dat STMB door de door Saga voor en namens haar verrichte betalingen ten koste van Saga ongerechtvaardigd is verrijkt. Enerzijds is Saga verarmd, omdat zij kosten heeft betaald die ten laste van STMB dienen te komen. Anderzijds is STMB verrijkt, omdat zij deze voor haar rekening komende kosten niet heeft voldaan terwijl de daar tegenover staande prestaties wel ten gunste van haar zijn gekomen en/of verricht. Voor deze verrijking van STMB ten koste van Saga is geen redelijke grond aanwezig. STMB is in beginsel dan ook gehouden het bedrag waarvoor zij ten koste van Saga is verrijkt, aan Saga te betalen.
3.12
Blijkens de stellingen van Saga is STMB ongerechtvaardigd verrijkt tot een bedrag van US$ 133.550,81. Dit bedrag ziet volgens Saga op door haar ten behoeve van STMB betaalde kosten van medische behandelingen en voeding van bemanningsleden, verwerking van afval, betaling van gages en kosten van transport van bemanningsleden, kosten van telecommunicatie, agentschapsvergoedingen en kosten van bevoorrading, bunkeren en reparatie van het MS Sirena. STMB heeft hiertegen aangevoerd dat de gestelde kosten, behoudens voor zover zij de verschuldigdheid daarvan heeft erkend, op grond van de overeenkomst tussen partijen ten laste van Saga komen en dat de (omvang van de) gestelde kosten niet zijn onderbouwd, zodat niet is gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
3.13
Nu STMB heeft erkend van de gestelde kosten een bedrag van US$ 70.172,97 aan Saga verschuldigd te zijn, is de vordering in elk geval tot dat bedrag toewijsbaar. Met betrekking tot het overige deel van de vordering geldt als volgt.
3.14
In het midden kan blijven welke kosten op grond van de afspraken tussen partijen voor rekening van Saga dan wel STMB dienen te komen. Gelet op het verweer van STMB dat Saga de (omvang van de) door haar de gestelde kosten niet heeft onderbouwd, had het namelijk op de weg van Saga gelegen haar, enkel door middel van door haarzelf opgestelde facturen aan STMB onderbouwde, vordering nader, met concrete feiten en/of omstandigheden te adstrueren. Nu zij dit heeft nagelaten, treft haar stelling dat zij de door haar gestelde kosten heeft gemaakt geen doel. Weliswaar heeft Saga (als productie 8 bij de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie) een aantal e-mailberichten overgelegd waaruit volgens haar volgt dat STMB heeft verzocht bepaalde kosten voor en namens STMB voor te schieten, maar zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat deze e-mailberichten op de thans gevorderde kosten zien.
3.15
Ter onderbouwing van de door haar gevorderde, wel met stukken onderbouwde, telefoonkosten heeft Saga gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat Saga aan de in dienst van STMB zijnde kapitein van het MS Sirena een telefoon ter beschikking zou stellen en dat de gesprekken tussen de kapitein en STMB voor rekening van deze laatste zouden komen. STMB heeft deze afspraak betwist, zodat de stelling van Saga niet zonder meer kan slagen. Bij gebreke aan een op deze stelling toegespitst bewijsaanbod (het Hof begrijpt het in de pleitaantekening in hoger beroep gedane bewijsaanbod als te zijn gericht op de afspraak tot verrekening), is voor bewijslevering echter geen plaats. De vordering van Saga met betrekking tot de telefoonkosten is dan ook evenmin toewijsbaar.
3.16
De stelling van Saga tot slot dat partijen zijn overeengekomen dat STMB maandelijks een agentschapsvergoeding aan Saga zou betalen, is eveneens door STMB betwist. Met STMB is het Hof van oordeel dat uit de door Saga ter adstructie van haar stelling (als productie 9 bij de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie) overgelegde e-mailbericht niet de afspraak volgt dat STMB een vaste maandelijkse vergoeding (zoals door Saga aan STMB gefactureerd) aan Saga zou betalen. Gelet hierop en nu Saga haar stelling overigens niet met concrete feiten en/of omstandigheden heeft onderbouwd, treft ook deze stelling geen doel.
3.17
Het vorenoverwogene brengt mee dat het overige, niet door STMB erkende en door het GEA afgewezen, deel van de vordering niet toewijsbaar is. Het GEA heeft de vordering van Saga derhalve terecht tot slechts een bedrag van US$ 70.172,97 toegewezen. Grief 1 faalt.
in reconventie
3.18
In reconventie is Saga door het GEA veroordeeld tot betaling aan STMB van
USD 147.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2012. Daartoe heeft het GEA overwogen dat Saga genoemd bedrag over de periode december 2010 tot en met januari 2011 ter zake van chartervergoedingen aan STMB is verschuldigd. Saga komt met haar tweede grief op tegen dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Volgens Saga heeft zij in de maanden december 2010 en januari 2011 het MS Sirena slechts 29 dagen gecharterd en heeft zij de daarvoor door haar verschuldigde vergoeding reeds door middel van verrekening voldaan. Ter adstructie van dit betoog heeft Saga naar de door haar overgelegde time charter voorwaarden verwezen waarin is bepaald dat de chartervergoeding voor een dag of een gedeelte van een dag is verschuldigd.
3.19
Het Hof oordeelt als volgt.
3.2
Blijkens de door partijen overgelegde staten van de charterdagen wordt het verschil in het aantal charterdagen (volgens STMB 42 en volgens Saga 29) veroorzaakt doordat STMB volledige charterdagen berekent en Saga uit gaat van de huur voor de (delen van) dagen dat het schip daadwerkelijk door haar is gebruikt. Blijkens het door Saga overgelegde, door de kapitein van het MS Sirena opgestelde overzicht worden immers delen van dagen berekend en worden de (delen van) dagen dat het schip vanwege het weer en bunkeren niet is gebruikt, op het aantal charterdagen in mindering gebracht. Met het GEA is het Hof van oordeel dat de charterovereenkomst tussen partijen voor een dergelijke berekening van het aantal charterdagen geen grondslag biedt. Dat, zoals Saga heeft gesteld, de (door haar in het hoger beroep als nadere productie overgelegde) algemene time charter voorwaarden de mogelijkheid noemen dat een schip voor een deel van een dag wordt gehuurd, doet daar niet aan af. In deze algemene voorwaarden, waarvan STMB de toepasselijkheid niet heeft bestreden, is bepaald dat ‘
the Charterers shall pay hire per day or pro rata for any part of a day from the time the Vessel is delivered to the Charterers until her redelivery to the Owners’. De tekst en strekking van deze algemene bepaling laat evenwel onverlet dat partijen een verschuldigde huur per dag kunnen overeenkomen en ook overeengekomen zijn.
3.21
Het voorgaande brengt mee dat Saga voor 42 dagen de chartervergoeding is verschuldigd. Saga is in beginsel dan ook gehouden een bedrag van US$ 147.000,- aan STMB te voldoen. Nu Saga echter onweersproken heeft aangevoerd dat zij de chartervergoeding voor de dagen dat zij het MS Sirena heeft gecharterd (blijkens haar eigen stellingen 29) reeds door middel van verrekening heeft voldaan, is zij nog ter zake van 13 charterdagen een bedrag van US$ 45.500,- aan chartervergoedingen aan STMB verschuldigd. In zoverre slaagt grief II.
3.22
De slotsom is dat het bestreden vonnis in reconventie zal worden vernietigd en dat de vordering van STMB tot een bedrag van US$ 45.500,- zal worden toegewezen en voor het overige alsnog zal worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 20 maart 2012.
in conventie en in reconventie
3.23
Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, acht het Hof termen aanwezig de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Tot slot
3.25
Vanwege personele wijzigingen bij het Hof is deze uitspraak gewezen door (ten dele) andere leden van het Hof dan voor wie het mondeling pleidooi heeft plaatsgevonden. Partijen hebben desgevraagd bericht geen nader mondeling pleidooi te wensen.
BESLISSING
Het Hof:
in conventie:
- bevestigt het bestreden vonnis;
in reconventie
- vernietigt het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende;
- veroordeelt Saga tot betaling aan STMB van US$ 45.500,- (zegge: vijfenveertigduizend en vijfhonderd dollar), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2012 tot aan de dag van volledige voldoening;
- verklaart het vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en in reconventie
- compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. de Bunt, S. Verheijen en T.A.M. Tijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 9 oktober 2015.