ECLI:NL:OGHACMB:2015:78

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
Ghis 72280- AR 232/11 - H 70/15 en 70A/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onderhoudsbijdragen en stilzwijgende toetreding tot vereniging van appartementseigenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vereniging [naam vereniging], gevestigd in Sint Maarten, tegen de Aruba vrijgestelde vennootschap March AVV, gevestigd in Aruba. De zaak betreft de betaling van achterstallige periodieke financiële bijdragen door March aan de vereniging. In eerste aanleg heeft het Gerecht in Sint Maarten een vonnis gewezen, waartegen [naam vereniging] in hoger beroep is gekomen. De vereniging stelt dat March door haar gedragingen lid is geworden van de vereniging en daarom verplicht is om bij te dragen aan de kosten. March betwist dit en voert aan dat zij geen lid is en derhalve niets verschuldigd is. Het Hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep vastgesteld en de grieven van beide partijen in behandeling genomen. De zaak is verder behandeld met betrekking tot de redelijkheid en billijkheid van de financiële verplichtingen van March als appartementseigenaar. Het Hof heeft de behandeling van het principaal appel aangehouden en March de gelegenheid gegeven om te reageren op de stellingen van [naam vereniging]. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 29 januari 2016 voor verdere behandeling.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2015 VONNIS NO.
Registratienrs. Ghis 72280- AR 232/11 - H 70/15 en 70A/15
Uitspraak: 11 december 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de vereniging [NAAM VERENIGING],
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: [naam vereniging],
oorspronkelijk eiseres, thans appellante in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: R.F. Gibson jr.,
tegen
de Aruba vrijgestelde vennootschap MARCH AVV,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: March,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde in principaal appel en appellante in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. A.J. Engelsma.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in de zaak met AR nummer 232 van 2011 gewezen en op 26 maart 2013 uitgesproken vonnis. De inhoud van dit vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[naam vereniging] is bij akte van appel, ingekomen op 3 mei 2013, derhalve tijdig, in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 14 juni 2013 ingediende memorie van grieven, met productie, heeft [naam vereniging] een grief voorgedragen en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis partieel zal vernietigen, en wel alleen voor het deel waarbij de eisvermeerdering is afgewezen, met handhaving van de veroordeling tot betaling van US$ 33.046,72, en opnieuw rechtdoende March alsnog zal veroordelen het gevorderde bedrag van US$ 17.258,08 aan [naam vereniging] te voldoen, met veroordeling van March in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
1.3.
March heeft in een memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel het door [naam vereniging] ingestelde hoger beroep bestreden, zelf incidenteel hoger beroep ingesteld en toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [naam vereniging] in de kosten van beide instanties.
1.4.
In een memorie van antwoord in het incidenteel appel, met producties, heeft [naam vereniging] het incidenteel appel bestreden.
1.5.
Op 17 april 2015, de voor schriftelijk pleidooi nader bepaalde dag, hebben de gemachtigden van beide partijen afgezien van pleidooi.
1.6.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Partijen zijn tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kunnen daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven in principaal appel en die in incidenteel appel.

4.Beoordeling

4.1.
March is een appartementseigenaar in het gebouw Santa Rita, behorende tot de Simpson Bay Yacht Club. [naam vereniging] heeft in haar memorie van antwoord in incidenteel appel, onder 9, gesteld dat De ‘Vereniging van Eigenaren (Association of Owners) Santa Rita’ niet functioneert, althans niet actief is; en dat hetzelfde geldt voor de verenigingen van eigenaars van de andere vier gebouwen van de Simpson Bay Yacht Club, te weten La Rosa, Ave del Paraiso, La Allondra en La Golondrina.
4.2.
Voorts heeft [naam vereniging] aangevoerd dat zij een vereniging is, opgericht ter voorziening in het niet-functioneren van de vijf verenigingen van eigenaars. De statuten zijn overgelegd (productie 1 bij inleidend verzoekschrift). De leden van [naam vereniging] zijn appartementseigenaars van de vijf voornoemde gebouwen. Haar doel is ‘to function as the umbrella association that represents the collective interest of the owners (…) and thereto:
  • to maintain, administer and/or manage the infrastructural improvements to the common grounds and facilities which at any time may be entrusted to the Association;
  • to provide administrative and financial guidance, security, cleaning of the roads and the common grounds, landscaping thereof and other services;
  • to monitor, control and if necessary enforce the observance by Owners of all deed restrictions, building restrictions, restrictions on use and other limitations imposed upon the members of the Association in their title deeds and in the subject deed of division in apartment rights;
  • to represent the members in collective matters;
  • to take care of the assessing for and collecting of the contributions by its members necessary to cover the costs of maintaining, also on the longer term, the facilities and providing the services indicated above;
  • to do whatever may be instrumental or useful related to the aforementioned objectives.’
4.3.
In de onderhavige procedure vordert [naam vereniging] betaling door March van achterstallige periodieke financiële bijdrage. In eerste aanleg heeft March zich beroepen op financieel onvermogen, zolang haar appartement niet is verkocht. In hoger beroep voert zij in incidenteel appel aan geen lid van [naam vereniging] te zijn en derhalve niets verschuldigd te zijn. Het Hof zal eerst dit incidenteel appel, dat van de verste strekking is, behandelen.
4.4. [
[naam vereniging] heeft bij memorie van antwoord in incidenteel appel, onder 6-8, aangevoerd, dat March door haar gedragingen wel lid van [naam vereniging] is geworden. March heeft jarenlang contributies betaald aan [naam vereniging], March heeft [naam vereniging] reparaties in haar appartement laten verrichten en March is als lid uitgenodigd voor ledenvergaderingen van [naam vereniging], zonder dat zij daartegen protesteerde.
4.5.
Ook heeft [naam vereniging] beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid (memorie van antwoord in incidenteel appel, onder 9). In elk geval wordt de verhouding tussen March en de andere appartementseigenaars van Santa Rita beheerst door de redelijkheid en billijkheid (artikel 5:124 lid 2 BW) en deze andere appartementseigenaars worden in de stellingen van [naam vereniging] door haar vertegenwoordigd. Het Hof begrijpt het beroep op de redelijkheid en billijkheid aldus dat de aan ‘Vereniging van Eigenaren (Association of Owners) Santa Rita’ potentieel verschuldigde bijdragen niet lager zouden zijn dan de bijdragen aan [naam vereniging], dat March ermee bekend is dat het zijn van appartementseigenaar financiële verplichtingen met zich brengt, zowel tegenover de vereniging van eigenaars als tegenover de andere appartementseigenaars (artikel 5:113 lid 2 BW) en dat het onaanvaardbaar is om zich hieraan geheel te willen onttrekken.
4.6.
Het Hof verwijst in dit verband naar zijn vonnissen van 7 mei 2004 en 16 december 2005 (
Tijdschrift voor Antilliaans Recht-Justicia2006/2, p. 63 e.v.,
NJF2006/157) betreffende het Sint Maartense resort ‘Point Pirouette’, ten aanzien waarvan in het geheel geen regeling gold van de kosten der gemeenschappelijkheden (splitsing in appartementsrechten, zoals in de onderhavige zaak, had niet plaatsgevonden).
4.7.
Voorshands is het Hof van oordeel dat de stellingen van [naam vereniging], indien deze stand houden, moeten leiden tot ongegrondverklaring van het incidenteel appel. March krijgt echter de gelegenheid bij akte op het vorenstaande te reageren, waarna [naam vereniging] een antwoord-akte mag nemen.
4.8.
De behandeling van het principaal appel wordt aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- laat March toe de in rov. 4.6 bedoelde akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van het Hof in Sint Maarten van 29 januari 2016;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. E.A. Saleh, J. de Boer en G.C.C. Lewin, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van 11 december 2015 in Sint Maarten uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.