ECLI:NL:OGHACMB:2015:53

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
AR 1/12 - ghis 61577 - H 95/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake getuigenverhoor en goede procesorde in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die oorspronkelijk gedaagde was, tegen de vennootschap Interbusiness Holding Ltd., gevestigd in de Britse Maagdeneilanden. De procedure betreft een getuigenverhoor dat is aangevraagd door Interbusiness Holding, waarbij de vraag centraal staat of [appellant] ten tijde van de totstandkoming van een overeenkomst op 20 juni 2011 op de hoogte was van bepaalde eigendomsrechten van een schoolgebouw en perceel 2868. Het Hof had eerder bepaald dat Interbusiness Holding moest bewijzen dat [appellant] deze kennis had.

Tijdens de procedure heeft Interbusiness Holding verschillende getuigen gehoord, maar heeft zij ook verzocht om een extra getuige te horen, wat door [appellant] werd betwist. [appellant] stelde dat het verzoek om deze getuige te horen in strijd was met de goede procesorde en dat het getuigenverhoor onterecht werd vertraagd. Het Hof overwoog dat het recht om getuigen te horen niet zomaar kan worden prijsgegeven en dat de waarheidsvinding in rechte voorop staat. Het Hof besloot dat Interbusiness Holding de gelegenheid kreeg om de extra getuige op te roepen, en dat het getuigenverhoor op een nader te bepalen datum zou plaatsvinden, waarbij de locatie afhankelijk zou zijn van de beschikbaarheid van de rechters.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de noodzaak om getuigen te horen, zelfs als er tijdsdruk is door de voortgang van het project waar de zaak om draait. Het Hof hield verdere beslissingen aan, wat betekent dat de zaak nog niet volledig is afgerond en dat er meer stappen zullen volgen in het proces.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2013 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 1/12 - ghis 61577 - H 95/13
Uitspraak: 24 november 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[appellant],
wonend op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant,
gemachtigde: mr. C. de Bres,
tegen
de vennootschap, opgericht naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
INTERBUSINESS HOLDING LTD.,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.G. van Dijk.
De partijen worden hierna [appellant] en Interbusiness Holding genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 10 september 2013 heeft het Hof Interbusiness Holding opgedragen te bewijzen dat [appellant] ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van 20 juni 2011 wist dat [belanghebbende] de eigendom van het schoolgebouw niet had en niet zou verwerven en dat [belanghebbende] de eigendom van perceel 2868 niet had en daarop niet meer dan een recht van erfpacht zou verwerven, en bepaald dat bij de eventuele getuigenverhoren ook vragen gesteld kunnen worden over de in rov. 2.12, 2.13 en 2.15 van dat vonnis bedoelde onderwerpen (kort gezegd zijn die onderwerpen: de verwijzingen in art. 2 sub j van de overeenkomst naar activa en naar een hypotheek, de restauratievergunning en het eventuele verzet van Bonaire Harborside N.V.).
1.2
Interbusiness Holding heeft in enquête als getuigen doen horen:
- op 31 oktober 2013: [getuige];
- op 14 november 2013: [getuige];
- op 20 maart 2014: [getuige];
- op 9 april 2014: [getuige] en [getuige];
- op 31 augustus 2015: [getuige];
- op 1 september 2015: [getuige] en [getuige];
- op 9 november 2015: (opnieuw) [getuige] en [getuige].
1.3
Interbusiness Holding heeft verzocht in enquête nog [getuige] (hierna: [getuige]) als getuige te doen horen. [appellant] heeft zich daartegen verzet. Vonnis is aangezegd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Interbusiness Holding heeft het verzoek om [getuige] als getuige te doen horen, samengevat weergegeven, als volgt toegelicht: [getuige] is voormalig directeur van MCB Bonaire. Hij was in december 2011 betrokken bij de beoordeling van de afgewezen financieringsaanvraag van [appellant]. Ook feiten en omstandigheden die op die financieringsaanvraag betrekking hebben, kunnen aanwijzingen opleveren dat [appellant] voordien, ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van 20 juni 2011, wetenschap had van hetgeen in de bewijsopdracht is omschreven, aldus Interbusiness Holding.
2.2 [
appellant] heeft zijn verzet, samengevat weergegeven als volgt toegelicht: Interbusiness Holding is de procedure eindeloos aan het rekken. [getuige] kan niets verklaren wat van belang is voor de bewijsopdracht, omdat hij ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst niet betrokken was bij het project. Het lijkt erop dat Interbusiness Holding de getuigen wil ondervragen over de beweerdelijk vervalste MCB-brief van eind december 2011, in de hoop daarmee oneigenlijke druk te kunnen zetten op een afwikkeling buiten rechte. Daarvoor is een enquête niet bedoeld. In de tussentijd is het project bijna afgerond, zodat het nooit meer in de gegarandeerde toestand kan worden geleverd. Het belang van een voortvarende procesvoering weegt zwaarder dan het belang van de waarheidsvinding, en het nog doen horen van [getuige] is in strijd met de eisen van een goede procesorde, aldus [appellant].
2.3
Het Hof overweegt als volgt. Niet is gesteld of gebleken dat
Interbusiness Holding het recht heeft prijsgegeven om [getuige] als getuige te doen horen. Dat recht vindt zijn grens waar strijd ontstaat met een goede procesorde. Gelet op het belang van de waarheidsvinding in rechte zal daarvan niet spoedig sprake zijn (vergelijk: HR 2 mei 1997, NJ 1998, 237). [getuige] is niet eerder als getuige gehoord. De omstandigheid dat [getuige] niet rechtstreeks bij de onderhandelingen over de overeenkomst van 20 juni 2011 betrokken is geweest, kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat het aanbod hem als getuige te doen horen niet ter zake dienend is (vergelijk: HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3009).
Het is niet alleen aan Interbusiness Holding te wijten dat er veel tijd ongebruikt is verstreken tussen het getuigenverhoor op 9 april 2014 en dat op
31 augustus 2015. [Appellant] had (eerder) bij de wederpartij en bij de rechter kunnen aandringen op voortzetting van de enquête.
Indien aan een getuige een vraag wordt gesteld die buiten de grenzen van de enquête valt, kan de rechter zijn bevoegdheid uitoefenen te beletten dat aan die vraag gevolg wordt gegeven (art. 158 lid 3 Rv).
Indien er in de loop van de procedure in hoger beroep feitelijke ontwikkelingen plaatsvinden die [appellant] treffen in een spoedeisend belang (zoals mogelijkerwijs het afronden van het project), dan kan [appellant] daar onder omstandigheden in een spoedprocedure tegen opkomen, maar dat kan geen reden zijn om te weigeren [getuige] als getuige te horen.
2.4
Op grond van voorgaande overwegingen zal het Hof Interbusiness Holding de gelegenheid bieden de getuige [getuige] bij exploot op te roepen om te worden gehoord.
2.5
Ter zitting van 9 november 2015 heeft de gemachtigde van
Interbusiness Holding verklaard dat [getuige] de laatste getuige is die
Interbusiness Holding wil doen horen. Daarmee heeft Interbusiness Holding het recht prijsgegeven om nog andere getuigen op te geven.
2.6
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
biedt Interbusiness Holding de gelegenheid de getuige [getuige] bij exploot op te roepen om te worden gehoord;
bepaalt dat het getuigenverhoor op een nader te bepalen dag en uur zal worden gehouden, hetzij op Bonaire ten overstaan van mr. Koopmans, hetzij in Curaçao ten overstaan van mr. Lewin, zoals nader te bepalen; Interbusiness Holding dient hiervoor per e-mailbericht contact op te nemen met
mr. Koopmans;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheijen en
M.L.J. Koopmans, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 24 november 2015 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.