ECLI:NL:OGHACMB:2015:49

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
EJ 71908/15 - H 136/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontbindingsbeschikking met rechtsmiddelenverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een ontbindingsbeschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 23 februari 2015. De appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.A.F. Simmons, heeft het hoger beroep ingediend op 25 maart 2015. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 mei 2015, waarbij de appellant en zijn advocaat, mr. M.A. Koendjbiharie, aanwezig waren. De tegenpartij, Selikor N.V., was vertegenwoordigd door mr. O.A. Martina.

De kern van de zaak betreft de vraag of het wettelijk appelverbod, zoals vastgelegd in art. 7A:1615w BW, kan worden doorbroken. Dit verbod geldt voor ontbindingsbeschikkingen, maar er zijn uitzonderingen mogelijk indien de rechter buiten het toepassingsgebied van de wet is getreden of fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd. De appellant voerde aan dat in een eerder geding het GEA had vastgesteld dat het ontslag door Selikor nietig was, en dat Selikor de vakbond BTG niet had betrokken bij het geschil, wat in strijd zou zijn met de cao.

Het Hof oordeelde echter dat de argumenten van de appellant niet konden worden aangemerkt als een beroep op de doorbrekingsgronden. Het Hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelde hem in de kosten van het hoger beroep, die tot dat moment waren begroot op NAf 3.400,00 voor de gemachtigde van Selikor. De beschikking werd uitgesproken op 23 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2015 Beschikking no.:
Registratienummer: EJ 71908/15 - H 136/15
Uitspraak: 23 juni 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellant],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk verweerder,
thans appellant,
gemachtigde: M.A.F. Simmons,
tegen
de naamloze vennootschap
SELIKOR N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk verzoekster,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. O.A. Martina.
De partijen worden hierna [appellant] en Selikor genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 25 maart 2015 ingekomen beroepschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 23 februari 2015 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA).
1.2
Een verweerschrift in hoger beroep heeft het Hof niet aangetroffen.
1.3
De zaak is mondeling behandeld op 26 mei 2015 in Curaçao ten overstaan van het Hof. Verschenen en gehoord zijn: [appellant], zijn gemachtigde en de advocaat mr. M.A. Koendjbiharie, die waarnam voor mr. Martina voornoemd. Beschikking is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De bestreden uitspraak is een ontbindingsbeschikking als bedoeld in
art. 7A:1615w BW. Lid 8 van dat wetsartikel bevat een verbod om tegen dergelijke beschikkingen hoger beroep in te stellen.
2.2
Dit wettelijk appelverbod kan volgens vaste rechtspraak worden doorbroken op een van de in de rechtspraak ontwikkelde doorbrekingsgronden, te weten indien de rechter buiten het toepassingsgebied van art. 7A:1615w BW is getreden, art. 7A:1615w BW ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Verkeerde toepassing van art. 7A:1615w BW is daarentegen geen grond voor doorbreking van het wettelijk appelverbod.
2.3
Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep is namens [appellant] onder meer, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd:
a. in een eerder tussen partijen gevoerd geding heeft het GEA bij beschikking van 12 januari 2015 voor recht verklaard dat het door Selikor aan [appellant] gegeven ontslag nietig is. Selikor heeft het onderhavige ontbindingsverzoek gedaan op dezelfde gronden als ten grondslag waren gelegd aan het ontslag dat in dat eerdere geding aan de orde was;
b. Selikor heeft de vakbond BTG niet betrokken bij haar geschil met [appellant]. Selikor heeft de gewoonte de vakbond niet te betrekken bij geschillen als de onderhavige met werknemers, hoewel zij ingevolge de geldende cao verplicht is dat wel te doen.
2.4
Hetgeen hiervoor verkort is weergegeven en hetgeen zijdens [appellant] overigens nog naar voren is gebracht, kan niet worden aangemerkt als een beroep op (een) in de rechtspraak ontwikkelde doorbrekingsgrond(en). [appellant] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep. Gelet op die uitkomst dient hij te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Selikor gevallen en tot op heden begroot op NAf 3.400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en
V.P. Maria, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 juni 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.