ECLI:NL:OGHACMB:2015:25

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
HLAR 67781/2014
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten inzake vergunning voor geldtransacties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap El Mas Rapidito Courier N.V., gevestigd in Sint Maarten, tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De uitspraak betreft de weigering van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten om een vergunning te verlenen voor het uitvoeren van geldtransacties vanuit Sint Maarten naar het buitenland. De Bank had de aanvraag van appellante buiten behandeling gesteld, omdat zij aanvullende eisen had gesteld en appellante onvoldoende gelegenheid had geboden om aan deze eisen te voldoen. Appellante betoogde dat het Gerecht had miskend dat zij niet op de hoogte was van alle vereisten, omdat de Bank na de oorspronkelijke vereistenlijst van 15 mei 2001, acht nieuwe vereisten had toegevoegd in 2013. Het Gerecht had echter geoordeeld dat appellante vanaf 2001 bekend was met de aanvraagvereisten en dat de Bank haar voldoende tijd had gegeven om de ontbrekende documenten in te dienen. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 9 oktober 2015.

Uitspraak

HLAR 67781/2014
Datum uitspraak: 9 oktober 2015
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap El Mas Rapidito Courier N.V., gevestigd in
Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van
25 februari 2015 in zaaknr. Lar 2014/67781, in het geding tussen:
appellante
en
de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: de Bank),
verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 26 september 2013 heeft de Bank een aanvraag van appellante om haar vergunning te verlenen voor het uitvoeren van geldtransacties vanuit Sint Maarten naar het buitenland buiten behandeling gesteld.
Bij beschikking van 21 februari 2014 heeft de Bank het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 februari 2015 heeft het Gerecht het door appellante daartegen ingesteld beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De Bank heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2015, waar appellante, vertegenwoordigd door E.I. Maduro, gemachtigde, en de Bank, vertegenwoordigd door F. Betrian en A. Hammoud-Kelly, beiden werkzaam in haar dienst, bijgestaan door mrs. L.M. Virginia en F.R. Brouwer, beiden advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten (P.B. 1981, no. 67) (hierna: de RDCS), berust het algemeen deviezenbeleid bij de regeringen van de Landen.
Ingevolge het tweede lid is de Bank belast met de uitvoering, voor rekening en risico van de Landen, van deze Regeling.
Ingevolge artikel 10 bestaat het lopend betalingsverkeer uit betalingen en ontvangsten aan, onderscheidenlijk van niet-ingezetenen ter zake van goederen, diensten, inkomsten en inkomensoverdrachten, die nader worden uitgesplitst in voorschriften of bepalingen bij of krachtens deze Regeling gegeven.
Ingevolge het tweede lid is het betalingsverkeer met het buitenland, bedoeld in het eerste lid, in beginsel vrij; deze vrijheid kan worden beperkt door voorwaarden, voorschriften of bepalingen bij of krachtens deze Regeling gegeven.
Ingevolge artikel 11 is, behoudens het in artikel 10 vermelde betalingsverkeer, al het overige betalingsverkeer met het buitenland, waaronder mede te begrijpen het kapitaalverkeer, verboden anders dan krachtens een vergunning.
Ingevolge het tweede lid, is het verrichten van of meewerken aan handelingen, die betrekking hebben op, dan wel leiden tot het betalings- en kapitaalverkeer, bedoeld in het eerste lid, alsmede het stellen van garanties, borgtochten en andere zekerheden tot het verrichten van of meewerken aan deze handelingen is aan ingezetenen, verboden anders dan krachtens een vergunning.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, is voor zover voor het verrichten van of meewerken aan handelingen bij of krachtens deze Regeling een vergunning of ontheffing vereist, de Bank bevoegd tot het verlenen van de vergunning of ontheffing.
Volgens de “
Admission Requirements for Money Transfer Companies” (hierna: de “Admission Requirements”) in de Nederlandse Antillen (lees: Curaçao en Sint Maarten)”,
are money transfer companies, entities established in the Netherlands Antilles (lees Curacao en Sint Maarten) whose activities are subject to the National Ordinance on the Foreign Exchange System of 1981 (N.G. 1981, No. 67). In order for those entities to qualify for a license as meant in the aforementioned National Ordinance, they must meet the following requirements. (…) When applying the following procedures must be adhered.(….).
2. Appellante betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de Bank haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld, nu zij aanvullende eisen heeft gesteld, maar haar onvoldoende gelegenheid heeft gegund om daaraan te voldoen. Het Gerecht heeft ten onrechte aangenomen dat zij vanaf 15 mei 2001 bekend was met alle vereisten, waaraan de aanvraag diende te voldoen. Weliswaar heeft de Bank haar bij brief van 15 mei 2001 een vereistenlijst doen toekomen, maar zij heeft daar nadien, bij brief van 17 juli 2013, acht nieuwe vereisten aan toegevoegd. Hierdoor heeft appelante niet binnen de voorgeschreven termijn aan alle vereisten kunnen voldoen. Zo vormde een "certified or complied financial statement" geen deel van de oorspronkelijke vereistenlijst, waarvan "the financial statements of the last years of parent company or head office" wel deel uitmaakt. Ook bevatte de oorspronkelijke vereistenlijst niet "the audited financial statements of the last three years reflecting unqualified audit opinions", aldus appellante.
2.1.
Dat betoog faalt. De Bank heeft aan de beschikking van 21 februari 2014 ten grondslag gelegd dat zij appellante ruim zeven maanden heeft gegund om de ontbrekende documenten en stukken in te dienen, binnen welke periode appellante tot vier maal toe uitstel is verleend. Appellante heeft die stelling niet gemotiveerd betwist. Reeds om die reden is het Gerecht appellante met juistheid niet gevolgd in het betoog dat de Bank haar onvoldoende gelegenheid voor het voldoen aan alle vereisten heeft gegund. Het door appellante aangevoerde terzake van de "certified or complied financial statement" en "the financial statements of the last years of parent company or head office", alsmede "the audited financial statements of the last three years reflecting unqualified audit opinions" geeft geen grond voor een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Bank onweersproken heeft gesteld dat de vereisten, vermeld in de "Admission Requirements", die aan appellante, zowel bij brief van 15 mei 2001 als bij brief van 17 juli 2013, zijn verstuurd, op een uitgebreide toelichting in de laatst vermelde brief na, gelijk zijn. Gelet daarop en nu appellante haar stelling dat er acht nieuwe vereisten bij zijn gekomen niet nader heeft toegelicht, heeft het Gerecht evenzeer met juistheid overwogen dat
appellante vanaf 2001 bekend was met de aanvraagvereisten.
Het hoger beroep is reeds om deze reden ongegrond. Het betoog van
appellante dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat zij haar stelling, dat
de banken in Sint Maarten geen bankgaranties aan geldtransactiekantoren
verlenen en dat alle lokale banken in Sint Maarten geweigerd hebben om de
vereiste bankgarantie te verstrekken, niet aannemelijk heeft gemaakt, behoeft
dan ook geen bespreking.
3. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. De Haseth
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2015
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,