In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die op 11 november 2011 heeft geoordeeld dat haar beroep niet-ontvankelijk was wegens termijnoverschrijding. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (SVB) die haar ouderdomspensioen met ingang van 1 januari 2010 had toegekend. De SVB had op 20 november 2012 het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, waarna appellante op 18 januari 2013 haar beroepschrift indiende, wat buiten de gestelde termijn viel.
De appellante betoogde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij in de periode van de termijnoverschrijding twee keer in het ziekenhuis was opgenomen. Na haar ontslag had zij op advies van haar raadsman besloten om het beroep een week na de termijn in te dienen. Het Hof oordeelde echter dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet leidden tot de conclusie dat zij niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Het Hof bevestigde dat de niet-ontvankelijkverklaring dwingend was voorgeschreven en dat de appellante niet voldoende had aangetoond dat zij tijdig had kunnen indienen.
Het Hof heeft de zaak op 26 augustus 2015 ter zitting behandeld, waarbij de appellante aanwezig was met haar zorgverlener en de SVB vertegenwoordigd was door mr. M. Bonafasia. Na de behandeling heeft het Hof op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan, waarbij het de eerdere uitspraak van het Gerecht bevestigde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.