Uitspraak
Procesverloop
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Twaalfde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) moet het genot van elk in de wet neergelegd recht worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut) omvat het Koninkrijk de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Ingevolge het tweede lid maken Bonaire, Sint Eustatius en Saba elk deel uit van het staatsbestel van Nederland. Voor deze eilanden kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, hun insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren waardoor deze eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland.
Ingevolge artikel 93 hebben bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, verbindende kracht, nadat zij zijn bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 94 vinden binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, is degene die de leeftijd van vijftien jaar, doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet, indien hij:
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, maar zijn belastbare som, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES, geheel of nagenoeg geheel binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba aan de heffing van inkomstenbelasting of loonbelasting is onderworpen;
c. geen ingezetene is en evenmin geacht kan worden blijvend buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te wonen, doch terzake van buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verrichte arbeid wedde of loon geniet ten laste van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, mits hij Nederlander is.
Ingevolge artikel 6 heeft degene, die verzekerd is geweest en de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, overeenkomstig de bepalingen van deze wet aanspraak op ouderdomspensioen.
Ingevolge artikel 7, eerste lid bedraagt het ouderdomspensioen $ 365,- per maand.
Ingevolge het tweede lid wordt het pensioenbedrag, bedoeld in het eerste lid, bij ministeriële regeling met ingang van elk kalenderjaar aangepast aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer.
Ingevolge het derde lid vindt de aanpassing van het pensioenbedrag, bedoeld in het tweede lid, plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het consumentenprijsindexcijfer voor het derde kwartaal daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar. Onze Minister bepaalt, welk consumentenprijsindexcijfer, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin wordt gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn, aldus die bepaling.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 2010, nr. IVV/FB/2010/24130 tot eenmalige aanpassing van de bedragen en vaststelling van de tegemoetkomingen van de sociale verzekeringen BES, is het bedrag, genoemd in artikel 7, eerste lid, van de WAOV BES per 1 januari 2011 vastgesteld op $ 524,-.
Op het terrein van economisch en sociaal beleid komt aan de wetgever in het algemeen een ruime beoordelingsvrijheid toe bij het beantwoorden van de vraag of een objectieve en redelijke grond bestaat om bepaalde categorieën van personen verschillend te behandelen (Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) 18 februari 2009, Andrejeva tegen Letland, no. 55707/00, paragraaf 89). Indien het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, ras en etnische afkomst, dient het oordeel van de wetgever daarbij te worden geëerbiedigd, tenzij het van redelijke grond ontbloot is (EHRM 12 april 2006, Stec en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk, nr. 65731/01, paragraaf 52, en EHRM 4 november 2008, Carson en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk, nr. 42184/05, paragraaf 73 en 80).
Dat betekent dat beoordeling van het Hof in dezen beperkt is tot de vraag of artikel 7 van de WAOV BES binnen de aldus door het EHRM gestelde grenzen blijft. De vraag of en zo ja in hoeverre binnen die grenzen het ouderdomspensioen op basis van de WAOV BES behoort af te wijken van dat op basis van de in het Europese deel van Nederland geldende Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW), is een vraag waarvan het niet aan de rechter is om die te beantwoorden, maar die politiek van aard is en dus door de wetgever beantwoord dient te worden.
Voorts ligt ingevolge artikel 5, eerste lid, onder b, onderscheidenlijk c, van de WAOV BES aan het verzekerd zijn ingevolge die wet ten grondslag de gehele of nagenoeg gehele onderworpenheid van de belastbare som van een niet-ingezetene aan de heffing van inkomstenbelasting of loonbelasting binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onderscheidenlijk het genieten van wedde of loon ten laste van de openbare lichamen door een niet-ingezetene voor buiten die openbare lichamen verrichte arbeid. Uit deze bepalingen valt af te leiden dat de WAOV BES wat betreft het al dan niet verzekerd zijn ingevolge die wet onderscheid maakt naar gelang betrokkene geacht kan worden een bijdrage te leveren aan de algemene middelen waaruit de financiering van de ouderdomsvoorziening wordt geput. Ingevolge artikel 6, eerste lid, onder b, van de AOW zijn, naast ingezetenen, ook verzekerd niet-ingezetenen die ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting zijn onderworpen. Ook uit deze bepaling valt af te leiden dat de AOW wat betreft het al dan niet verzekerd zijn ingevolge die wet onderscheid maakt naar gelang betrokkene geacht kan worden een bijdrage te leveren aan de algemene middelen waaruit de financiering van de ouderdomsvoorziening wordt geput.
Aldus is niet de territoriale herkomst, maar het ingezetenschap, dan wel het leveren van een bijdrage aan de algemene middelen waaruit voor de ouderdomsvoorziening wordt geput, in de verzekeringsperiode bepalend voor de toepasselijkheid van een van beide verschillende ouderdomsvoorzieningen.
Het betoog faalt.
bevestigt de aangevallen uitspraak.
de griffier,
voor deze,