Uitspraak
Procesverloop
Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder c, van de bestemmingsvoorschriften mag bebouwing het aanzicht van de Binnenstad niet verstoren.
Ingevolge dat artikel, vierde lid, onder a, moet de bebouwing in geval van behoud en herstel van de bestaande bebouwing en/of bij vervangende nieuwbouw passen in de volgende beschrijving:
1. perceelsindeling:
Het bestaande of historische patroon van straten, open ruimtes en bebouwingsvlakken dient gehandhaafd te blijven. Tevens dienen het bestaande bebouwingspatroon van vrijstaande en/of aanééngebouwde panden, de richting van de voorgevels ten opzichte van de weg en de bestaande voor- en zijgevelrooilijnen gehandhaafd te blijven.
2. bouwhoogte:
De bestaande bouwhoogten, evenals de bestaande bouwhoogteverschillen met aangrenzende bouwwerken, moeten bij benadering worden gehandhaafd.
[…]
6. dakvorm en aard van de dakbedekking:
De bestaande dakvormen dienen in principe te worden gehandhaafd. Bebouwing dient voorzien te zijn van een kap. De dakschilden dienen te worden afgedekt met pannen, geschilderde dakplaten of hoogwaardige materialen.
Ingevolge dat artikel, vierde lid, onder b, moet nieuwe bebouwing op plaatsen, waar geen bebouwing stond, eveneens voldoen aan het bepaalde in het vierde lid onder a en, voor zover dit onvoldoende duidelijkheid geeft, in maat, schaal en materiaalgebruik zoveel mogelijk aansluiten op de bebouwing in de naaste omgeving.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 12, wordt onder kap verstaan: een ruimte in een gebouw, die door tenminste 1 schuin dakschild is afgedekt.
Ingevolge artikel 22 van de Bouw- en woningverordening 1935 is een beslissing tot het verlenen van een voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering steeds met redenen omkleed en kan zij slechts gegrond zijn op een of meer van de omstandigheden dat:
1. de aanvraag, de tekening, de omschrijving of het gebouw of gebouwsgedeelten niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening gegeven;
[…]
5. het gebouw of gebouwsgedeelte wegens de ligging of de bouwwijze de omgeving ontsiert of hinderlijk dan wel brandgevaarlijk voor de omgeving zal zijn;
[…]
8. het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan.
Voorts heeft het miskend dat het bouwplan aan het in artikel 4, vierde lid, onderdeel a, onder 6o, gestelde vereiste dat bebouwing van een kap is voorzien, voldoet. Het bouwplan voorziet in een combinatie van platte en hellende daken. Nu het aan de in het EOP voor de hoogte van het te bouwen gebouw gestelde eisen en aan het vereiste dat het is voorzien van een kap voldoet, zal het gebouw de omgeving niet ontsieren.
Ten slotte heeft het Gerecht miskend dat de korte afstand tussen het te bouwen gebouw en het hotel van Bon Auberge wordt veroorzaakt, door de omstandigheid dat laatstvermeld hotel op de perceelsgrens is gebouwd. Mogelijke hinder, als bedoeld in artikel 22, aanhef en onder 5, van de Bouw- en woningverordening 1935, als gevolg van de korte afstand van zestig cm tussen het hotel van Bon Auberge en het te bouwen gebouw wordt daarom niet door het te bouwen gebouw veroorzaakt, aldus de minister.
Volgens de door de minister overlegde tekening van de daken is voor het deel van het op te richten gebouw dat uit twee en drie bouwlagen bestaat gedeeltelijk voorzien in een kap en voor het overige in een plat dak. Voor het deel van het gebouw dat uit vier bouwlagen bestaat is voorzien in een plat dak. Een plat dak is geen kap als bedoeld in artikel 1, onder 12, van de bestemmingsvoorschriften van het EOP. Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat, wat de gebouwsgedeelten betreft die zijn voorzien met een plat dak, niet aan het in het EOP gestelde vereiste dat een gebouw van een kap is voorzien, is voldaan.
De kortste afstand tussen het te bouwen gebouw en het hotel van Bon Auberge bedraagt ongeveer zestig cm. Gelet hierop, valt niet uit te sluiten dat het te bouwen gebouw voor Bon Auberge hinder zal veroorzaken. De minister heeft in de beschikking van 25 februari 2011 zijn oordeel dat geen hinder zal optreden, niet gemotiveerd, noch uiteengezet waarom hij mogelijke hinder aanvaardbaar acht. Dat, zoals de minister in hoger beroep heeft gesteld, de korte afstand tussen het te bouwen gebouw en Bon Auberge wordt veroorzaakt, doordat het hotel van Bon Auberge op de perceelsgrens is gebouwd, is geen toereikende motivering. De minister heeft geen inzicht geboden in de te verwachten mate van hinder, noch in de mate waarin en de reden waarom hij die aanvaardbaar acht. De conclusie is dat de betogen falen.
Beslissing
bevestigt de aangevallen uitspraak.
de griffier,
voor deze,