ECLI:NL:OGHACMB:2014:7

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
HAR 16/14
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding na vrijspraak na herziening van een strafzaak

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van de verzoeker, die eerder was veroordeeld voor medeplegen van moord. De verzoeker had een verzoekschrift ingediend ter vergoeding van materiële en immateriële schade als gevolg van zijn detentie, die uiteindelijk resulteerde in een vrijspraak na herziening. De verzoeker had een schadevergoeding van primair EUR 850.970,25 en subsidiair US$ 1.163.480,84 gevorderd, en daarnaast verzocht om vrijwaring van inkomstenbelasting en publiciteit omtrent zijn vrijspraak.

Het Hof heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig en op de juiste wijze was ingediend. De verzoeker was van 29 augustus 2005 tot 16 oktober 2009 gedetineerd en stond daarna onder elektronisch toezicht tot 16 april 2010. Het Hof oordeelde dat de verzoeker recht had op schadevergoeding op basis van artikel 475 van het Wetboek van Strafvordering BES, omdat na de vernietiging van het vonnis geen straf of maatregel was opgelegd. Het Hof overwoog dat de bijzondere aard van het verzoek, gezien de lange detentie en de vrijspraak, aanleiding gaf om af te wijken van de gebruikelijke tarieven voor schadevergoeding.

Na beoordeling van de omstandigheden, waaronder de psychische schade die de verzoeker mogelijk heeft opgelopen, heeft het Hof besloten om een schadevergoeding toe te kennen van in totaal US$ 677.430,=, bestaande uit bedragen voor de dagen in politiecel, gewone detentie en elektronisch toezicht. De overige verzoeken van de verzoeker werden afgewezen, omdat deze buiten de bevoegdheid van het Hof vielen. De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Nummer: HAR 16/14
Uitspraak: 11 april 2014
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking
op het verzoek ex artikel 178 en 475 Wetboek van Strafvordering BES:
[verzoeker](hierna: de verzoeker),
geboren [datum] te Bonaire,
wonende te Bonaire,
gemachtigden: mr. P. Dingemanse, advocate ingeschreven bij het Hof, en mrs. G.G.J. Knoops en C. Knoops-Hamburger, advocaten in Nederland.

1.Het procesverloop

1.1
De verzoeker heeft ter griffie van het Hof een verzoekschrift, gedateerd 30 januari 2014, met producties ingediend strekkende tot vergoeding ten laste van ’s-Rijks kas van materiele en immateriële schade als gevolg van ondergane hechtenis en detentie van primair EUR 850.970,25 netto dan wel subsidiair US$ 1.163.480,84 netto. Voorts heeft de verzoeker het Hof verzocht:
  • te bevelen dat de Staat de verzoeker zal vrijwaren van eventuele verschuldigde inkomstenbelasting over de toe te kennen schadevergoeding;
  • te bevelen dat de Staat de kosten die gemoeid zijn met het aantekenen van bezwaar bij de fiscus e.a. terzake, voor haar rekening zal nemen;
  • te bevelen dat de Staat binnen een door het Hof te geven termijn een persbericht zal doen uitgaan naar alle Antilliaanse en Nederlandse media, waarin zij officieel laat weten dat de verzoeker geen blaam treft voor de in de Spelonk-zaak vermoorde twee broers Martis en terecht is vrijgesproken;
  • te bevelen dat de Staat binnen 14 dagen, althans binnen een door het Hof te bepalen korte termijn, alle toe te kennen bedragen dient te voldoen op de rekening van de Stichting Knoops Advocaten te Amsterdam.
1.2
Het verzoek is behandeld in raadkamer van het Hof op 7 maart 2014 in Curaçao. Verschenen en gehoord zijn de gemachtigden van de verzoeker en de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans. Ter zitting heeft de verzoeker aanvullende producties ingediend.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Bij vonnis van 6 juni 2006 is de verzoeker door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba wegens medeplegen van moord, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren jaren. Bij arrest van de Hoge Raad van 22 mei 2007 is het namens de verzoeker ingestelde cassatieberoep verworpen.
2.2
Op 1 juli 2013 heeft het Hof de op 18 juli 2012 ingediende aanvraag tot herziening wegens, kort gezegd, nova gegrond verklaard en de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het voormelde vonnis van het Hof van 6 juni 2006 bevolen en de zaak verwezen naar de openbare terechtzitting, opdat de zaak van de verzoeker opnieuw wordt behandeld.
2.3
Bij vonnis van 14 november 2013 heeft het Hof het vonnis van 6 november 2006 vernietigd en de verzoeker vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
2.4
De verzoeker is van 29 augustus 2005 tot 16 oktober 2009 gedetineerd geweest. Aansluitend heeft de verzoeker tot 16 april 2010 onder elektronisch toezicht gestaan.

3.De beoordeling

3.1
Het verzoek is tijdig en op de juiste wijze ingediend, zodat de verzoeker daarin kan worden ontvangen.
3.2
Ingevolge artikel 475 Sv BES wordt, indien na vernietiging van het gewijsde geen straf of maatregel wordt opgelegd, op verzoek van de gewezen veroordeelde terzake van de ondergane straf een schadevergoeding toegekend. De toekenning vindt plaats op de voet van het bepaalde in de artikelen 178 tot en met 181 Sv BES.
3.3
Het Hof acht voor toekenning van schadevergoeding gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig. Het Hof zal de schadevergoeding toekennen in de in Bonaire geldende munteenheid, zijnde US$, nu de zaak onder het Bonaireaanse rechtsstelsel wordt beoordeeld.
3.4
Bij de vaststelling van de schadevergoeding dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.5
De omstandigheid dat de strafzaak pas na herziening, en nadat de verzoeker 4 jaren, 6 maanden en 28 dagen straf heeft ondergaan, is geëindigd in een vrijspraak maakt dat het onderhavige verzoek van bijzondere aard is. Deze bijzondere aard rechtvaardigt reeds dat afgeweken wordt van de richtlijnen voor tarieven die het Hof pleegt toe te passen in gevallen, waarin gewezen veroordeelden in hogere instantie worden vrijgesproken (tussen US$ 50,= en US$ 150,= per dag). Daarnaast neemt het Hof in aanmerking de bijzondere ernst van het feit waarvan de verzoeker werd verdacht, de op de verzoeker uitgeoefende druk tijdens de verhoren in het opsporingsonderzoek en de daaruit voortvloeiende valse bekentenis, de grote media-aandacht voor de zaak, de impact van de vervolging en daarop volgende veroordeling op de verzoeker en zijn familie, de stigmatisering binnen de Bonaireaanse gemeenschap en het gedurende lange tijd op jonge leeftijd gescheiden zijn van familie en vrienden c.q. het verstoken zijn geweest van een “normaal bestaan”; een gemis dat zwaarder drukt naarmate de vrijheidsbeneming langer voortduurt. Het Hof acht aannemelijk dat de verzoeker als gevolg van de detentie psychische schade lijdt en mogelijk zijn hele leven zal lijden.
3.6
Het Hof neemt voorts in aanmerking dat de Staat na de invrijheidstelling van de verzoeker niet of nauwelijks bereidheid heeft getoond om in onderhandeling te treden over een aan de verzoeker toe te kennen (voorschot op een) schadevergoeding. Gelet op de inmiddels opgedane ervaring in soortgelijke herzieningszaken binnen het Koninkrijk der Nederlanden had dat voor de hand gelegen. Aannemelijk is dat de verzoeker door het ontbreken van deze bereidheid het gevoel ervaart dat hij tegenover de maatschappij nog steeds zijn onschuld moet bewijzen.
3.7
Bovenstaande omstandigheden in aanmerking genomen acht het Hof gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig om de navolgende schadevergoeding ter zake van de immateriële schade aan de verzoeker toe te kennen. Voor het aantal dagen in de politiecel (44) US$ 525,= per dag. Voor het aantal dagen in “gewone” detentie (1463) US$ 400,= per dag. Voor het aantal dagen elektronisch toezicht (187) US$ 125,= per dag. Tezamen levert dit een vergoeding op van US$ 631.675,=.
3.8
Het Hof acht voorts gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig om het ter zake van de materiele schade gevorderde bedrag, bestaande uit inkomstenderving van (omgerekend en afgerond) US$ 45.755 =, toe te kennen. Dit bedrag is niet betwist en acht het Hof aannemelijk.
3.9
De door de verzoeker gedane overige verzoeken zullen worden afgewezen, omdat deze buiten de bevoegdheid van het Hof vallen.
3.1
Gelet op het voorgaande zal aan de verzoeker een totaalbedrag van
US$ 677.430,= worden toegekend. Ingevolge artikel 181 Sv BES zal uitbetaling dienen te geschieden door of vanwege Onze Minister van Financiën (dat is de Minister van Financiën in Nederland).
DE BESLISSING
Het Hof:
- kent aan de verzoeker ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van US$ 677.430,= (zegge zeshonderd zevenenzeventig vierhonderddertig Amerikaanse dollars) ter zake van schadevergoeding als gevolg van de ondergane detentie;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M. van der Bunt, S. Verheijen en F.J. Lourens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 11 april 2014.