ECLI:NL:OGHACMB:2014:69

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
HLAR 60527/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om onderstand aan appellant uit te betalen aan FCB

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting Fundashon Cas Bonairiano (FCB) en een appellant tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De uitspraak van 17 oktober 2012 verklaarde het beroep van FCB en de appellant niet-ontvankelijk voor zover het verzoek om onderstand aan de appellant betreft en verklaarde zich onbevoegd voor het verzoek om de onderstand aan FCB uit te betalen. FCB en de appellant hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 november 2013, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaat, is de zaak behandeld.

De appellanten betogen dat het Gerecht heeft miskend dat het verzoek niet alleen door FCB, maar ook door de appellant is gedaan. Het Hof oordeelt dat het verzoek door de advocaat van FCB is gedaan en dat er geen bewijs is dat de appellant ook als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het Hof bevestigt dat het belang van FCB bij het verzoek niet voldoende is om haar als belanghebbende aan te merken bij het uitblijven van een beschikking.

Daarnaast wordt betoogd dat het uitblijven van een beschikking op het verzoek om onderstand aan de appellant uit te betalen gelijkgesteld kan worden met een beschikking waartegen beroep kan worden ingesteld. Het Hof oordeelt dat het verzoek van FCB niet de uitoefening van enige publiekrechtelijke bevoegdheid betreft, waardoor het uitblijven van een beschikking geen weigering is waartegen beroep kan worden ingesteld. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

HLAR 60527/12
Datum uitspraak: 24 januari 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Fundashon Cas Bonairiano, gevestigd te Bonaire (hierna: FCB),
[Appellant], wonend te Bonaire (hierna: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 17 oktober 2012 in zaak nr. War 2010/2 in het geding tussen:
appellanten
en
het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire (hierna: het bestuurscollege).

Procesverloop

Bij uitspraak van 17 oktober 2012 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht), het door FCB en [appellant] tegen het uitblijven van een beschikking op een verzoek om aan [appellant] onderstand te verlenen en die aan FCB uit te betalen, ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, voor zover het het verzoek om aan [appellant] onderstand te verlenen betreft en zich onbevoegd verklaard daarvan kennis te nemen, voor zover het het verzoek om de aan [appellant] te verlenen onderstand aan FCB uit te betalen betreft.
Tegen deze uitspraak hebben FCB en [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2013, waar FCB en [appellant], beiden vertegenwoordigd door mr. M. Bijkerk, advocaat, en het bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. P.J. de Graaf, werkzaam in dienst van het openbaar lichaam, zijn verschenen.
Overwegingen
FCB en [appellant] betogen dat het Gerecht heeft miskend dat het verzoek niet slechts door FCB, maar ook door [appellant] is gedaan en dat die laatste belanghebbende is bij het uitblijven van een beschikking daarop.
1.1.
Dat betoog faalt. Het verzoek is door mr. M. Bijkerk bij brief van 4 maart 2010 gadaan. In die brief vermeldt hij dat hij daarbij optreedt namens FCB en met instemming van betrokken derden. Het Gerecht heeft met juistheid uit de door M. Bijkerk in die brief gestelde omstandigheid dat de betrokken derden daarmee instemmen niet afgeleid dat het verzoek mede namens [appellant] wordt gedaan. Dat zij ermee instemt dat hij het verzoek namens FCB doet, is hiervoor onvoldoende. Het Gerecht heeft [appellant] om die reden terecht niet als belanghebbende bij het uitblijven van een beschikking daarop aangemerkt.
2. FCB en [appellant] betogen verder dat het Gerecht heeft miskend dat de eerste belanghebbende is bij het uitblijven van een beschikking op het verzoek om aan [appellant] onderstand te verlenen.
2.1.
Ook dat betoog faalt. Dat FCB dat verzoek heeft gedaan, betekent niet dat zij belanghebbende is bij het uitblijven van een beschikking daarop. Bij een beschikking op een verzoek om onderstand is alleen het belang van degene die op die onderstand aanspraak maakt rechtstreeks betrokken. Het belang van FCB bij het verzoek om verlening van onderstand is er kennelijk in gelegen dat [appellant] daarmee de aan haar verschuldigde huurpenningen kan voldoen. Het Gerecht heeft met juistheid FCB door het uitblijven van een beschikking op dat verzoek niet rechtstreeks in haar belang getroffen geacht.
3. FCB en [appellant] betogen voorts dat het Gerecht heeft miskend dat, voor zover het verzoek ertoe strekt aan [appellant] verleende onderstand aan FCB uit te betalen, het uitblijven van een beschikking daarop met een beschikking, waartegen bij het Gerecht beroep kon worden ingesteld, gelijk te stellen is.
3.1.
Dat betoog faalt evenzeer. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES wordt onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is. Het Gerecht heeft met juistheid geoordeeld dat het verzoek van FCB om de aan [appellant] te verlenen onderstand aan haar uit te betalen, niet de uitoefening van enige publiekrechtelijke bevoegdheid betreft, zodat het uitblijven van een beschikking daarop geen met een beschikking gelijk te stellen weigering om te beschikken is, waartegen beroep kon worden in gesteld.
4. Het hoger beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,