ECLI:NL:OGHACMB:2014:67

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
HLAR 64638/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van bestuursdwang bij illegale winkelruimte in parkeergarage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Heritage Development Company N.V. tegen een beschikking van de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu. De minister had op 13 juli 2011 aan Heritage gelast om een illegaal aangebrachte winkelruimte in een parkeergarage te verwijderen, op straffe van bestuursdwang. Heritage had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de minister verklaarde het bezwaar op 2 april 2012 gegrond zonder de gevolgen daarvan te regelen. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft in eerdere uitspraken de minister opgedragen om op het bezwaar te beslissen, maar de minister heeft uiteindelijk de beschikking van 13 juli 2011 op 17 september 2012 ongegrond verklaard.

Heritage heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht van 5 juni 2013, waarin het beroep van Heritage gegrond werd verklaard en de minister werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tijdens de zitting op 20 november 2013 zijn zowel Heritage als de minister vertegenwoordigd. Het Hof heeft de zaak behandeld en de relevante juridische bepalingen, zoals de Bouw- en woningverordening, in overweging genomen.

Het Hof oordeelt dat Heritage in strijd heeft gehandeld met de Bouw- en woningverordening door zonder vergunning scheidingsmuren voor de winkelruimte op te richten. Het betoog van Heritage dat de verleende bouwvergunning voor de parkeergarage ook de bouw van de winkelruimte dekte, wordt verworpen. Het Hof bevestigt dat de minister bevoegd was om handhavend op te treden en dat de eerdere gegrondverklaring van het bezwaar niet betekent dat de minister niet meer kon heroverwegen. Het hoger beroep van Heritage wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd.

Uitspraak

HLAR 64638/13
Datum uitspraak: 24 januari 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Heritage Development Company N.V. (hierna: Heritage), gevestigd in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 5 juni 2013 in zaak nr. Lar nr. 3209 van 2012 in het geding tussen:
Heritage
en
de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij beschikking van 13 juli 2011 heeft de minister, voor zover thans van belang, Heritage op straffe van bestuursdwang gelast de illegaal in de parkeergarage in Paseo Herencia aangebrachte winkelruimte te verwijderen.
Bij uitspraak van 29 februari 2012 in zaak nr. Lar 3076 van 2011 heeft het Gerecht het met een ongegrondverklaring daarvan gelijk te stellen uitblijven van een beschikking op het daartegen door Heritage gemaakte bezwaar gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en verweerder opgedragen binnen twee maanden alsnog een beschikking op het gemaakte bezwaar te geven.
Op 2 april 2012 heeft de minister, voor zover thans van belang, het gemaakte bezwaar gegrond verklaard, maar niet voorzien in de gevolgen daarvan.
Bij uitspraak van 5 september 2012 in zaak nr. Lar 1356 van 2012 heeft het Gerecht, voor zover thans van belang, de minister opgedragen alsnog op het gemaakte bezwaar te beschikken.
Bij beschikking van 17 september 2012 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juni 2013 heeft het Gerecht het door Heritage daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en verweerder opgedragen binnen drie maanden opnieuw op het gemaakte bezwaar te beschikken.
Tegen deze uitspraak heeft Heritage hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2013, waar Heritage, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, werkzaam in dienst van het Land, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Bouw- en woningverordening wordt onder het voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw verstaan: het vernieuwen of veranderen van fundering, buitenmuren, balken, vloeren, trappen of bekapping, of het aanbrengen, veranderen of weg nemen van binnenmuren, of het aanbrengen van tot het plafond reikende schotten, anders samengesteld dan uit met papier of doek bespannen latwerken ter afscheiding van nieuw in te richten vertrekken, voor zover de vernieuwing of verandering niet als normaal onderhoud is aan te merken.
Ingevolge artikel 7, aanhef en onder c, is het verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
Heritage betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat voor het oprichten van de parkeergarage, waarin de winkelruimte is gerealiseerd, bouwvergunning is verleend en de Bouw- en woningverordening er niet aan in de weg stond zonder bouwvergunning de voor het in het leven roepen van de winkelruimte benodigde scheidingsmuren op te richten, zodat verweerder daartegen niet handhavend kon optreden.
2.1.
Dat betoog faalt. De voor het oprichten van de parkeergarage verleende bouwvergunning voorziet niet in het realiseren van scheidingsmuren ten behoeve van een winkelruimte. Met het oprichten van de scheidingsmuren heeft Heritage in strijd met het in artikel 7, aanhef en onder c, van de Bouw- en woningverordening neergelegde verbod gehandeld, nu daarvoor geen vergunning was verleend. Het Gerecht heeft in het in beroep aangevoerde daarom met juistheid geen grond gezien voor het oordeel dat verweerder niet handhavend tegen de aangebrachte winkelruimte kon optreden.
3. Heritage betoogt verder dat het Gerecht heeft miskend dat de minister, nu hij het door haar tegen de beschikking van 13 juli 2011 op 2 april 2012 gemaakte bezwaar gegrond had verklaard, dit niet nadien alsnog ongegrond mocht verklaren.
3.1.
Ook dat betoog faalt. Bij de uitspraak van 5 september 2012 heeft het Gerecht de minister opgedragen de besluitvorming op het gemaakte bezwaar af te ronden. Tegen die uitspraak is geen rechtsmiddel aangewend. De gegrondverklaring op 2 april 2012 was derhalve geen afgeronde beschikking op het gemaakte bezwaar. Het Gerecht heeft onder die omstandigheden met juistheid geoordeeld dat de minister niet slechts bevoegd, maar ook gehouden was de beschikking van 13 juli 2011 naar aanleiding van het door Heritage daartegen gemaakte bezwaar te heroverwegen, waarbij hij niet was gehouden aan de gegrondverklaring van 2 april 2012.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,