In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Heritage Development Company N.V. tegen een beschikking van de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu. De minister had op 13 juli 2011 aan Heritage gelast om een illegaal aangebrachte winkelruimte in een parkeergarage te verwijderen, op straffe van bestuursdwang. Heritage had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de minister verklaarde het bezwaar op 2 april 2012 gegrond zonder de gevolgen daarvan te regelen. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft in eerdere uitspraken de minister opgedragen om op het bezwaar te beslissen, maar de minister heeft uiteindelijk de beschikking van 13 juli 2011 op 17 september 2012 ongegrond verklaard.
Heritage heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht van 5 juni 2013, waarin het beroep van Heritage gegrond werd verklaard en de minister werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tijdens de zitting op 20 november 2013 zijn zowel Heritage als de minister vertegenwoordigd. Het Hof heeft de zaak behandeld en de relevante juridische bepalingen, zoals de Bouw- en woningverordening, in overweging genomen.
Het Hof oordeelt dat Heritage in strijd heeft gehandeld met de Bouw- en woningverordening door zonder vergunning scheidingsmuren voor de winkelruimte op te richten. Het betoog van Heritage dat de verleende bouwvergunning voor de parkeergarage ook de bouw van de winkelruimte dekte, wordt verworpen. Het Hof bevestigt dat de minister bevoegd was om handhavend op te treden en dat de eerdere gegrondverklaring van het bezwaar niet betekent dat de minister niet meer kon heroverwegen. Het hoger beroep van Heritage wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd.