ECLI:NL:OGHACMB:2014:62

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
HLAR 64041/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van medische behandeling in Colombia en de toepassing van artikel 8 EVRM

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsorgaan om appellant te laten behandelen in een medische instelling in Colombia. Appellant stelt dat deze weigering in strijd is met zijn recht op vrije artsenkeuze zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De zaak is behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 24 januari 2014 uitspraak deed. Het Hof oordeelt dat het Gerecht in eerste aanleg terecht heeft geoordeeld dat de noodzakelijke medische behandeling adequaat in Aruba kan worden uitgevoerd, zoals geadviseerd door de Commissie Grensoverschrijdende Zorg. Appellant heeft niet aangetoond dat de artsen in Aruba niet voldoende ervaring hebben voor de behandeling die hij nodig heeft.

Daarnaast betoogt appellant dat hij niet hoefde te wachten op de beslissing van het Uitvoeringsorgaan op zijn bezwaar tegen de weigering van de behandeling, omdat hij het orgaan op de hoogte had gesteld van de geplande operatie in Colombia. Het Hof oordeelt echter dat appellant zijn stelling dat de behandeling niet kon worden uitgesteld niet voldoende heeft onderbouwd. Het Gerecht heeft terecht geen aanleiding gezien om te oordelen dat het Uitvoeringsorgaan hem ten onrechte niet in Colombia heeft laten behandelen.

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een eerlijke afweging tussen de rechten van de individuele verzekerde en de belangen van de gezondheidszorg in Aruba.

Uitspraak

HLAR 64041/13
Datum uitspraak: 24 januari 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 3 april 2013 in zaak nr. Lar nr. 2116 van 2012 in het geding tussen:
appellant
en
het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: het Uitvoeringsorgaan).
Procesverloop
Bij beschikking van 12 april 2011 heeft het Uitvoeringsorgaan geweigerd appellant (hierna: [appellant]) te doen behandelen in een medische instelling in Colombia.
Bij beschikking van 11 juni 2012 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2013 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 13 mei 2013, hoger beroep ingesteld.
Het Uitvoeringsorgaan heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.S. Croes, advocaat, en het Uitvoeringsorgaan, vertegenwoordigd door mrs. S.E. van Spall en E.M. Bermudez, werkzaam in zijn dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 11 van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: LvAZV), voor zover thans van belang, heeft een verzekerde aanspraak op door een medisch specialist te verlenen, voor hem noodzakelijke, genees- en heelkundige hulp, wat betreft de omvang en de vorm bepaald door hetgeen in de kring van beroepsgenoten gebruikelijk is, een en ander voor zover de zorg wordt verleend op verwijzing door de huisarts, op wiens naam betrokkene bij het Uitvoeringsorgaan is ingeschreven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, wendt de verzekerde, die een hem toekomende aanspraak geldend wil maken, zich daartoe tot een contractant of een contracterende instelling.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, heeft de verzekerde vrijheid van keuze.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, doet het Uitvoeringsorgaan, indien het heeft vastgesteld dat de aanspraak van een verzekerde op een behandeling in Aruba niet verwezenlijkt kan worden, de verzekerde behandelen in een instelling op het eiland Curaçao of in één van de landen Nederland, de Nederlandse Antillen, de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Colombia of Venezuela, waar dat voor het Fonds de minste kosten met zich brengt. Het regelt vervolgens al de organisatorische en financiële aspecten van de reis, het verblijf en de behandeling in de door het Uitvoeringsorgaan aangewezen instelling.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
[appellant] betoogt allereerst dat het Gerecht heeft miskend dat artikel 25, eerste lid, van de LvAZV onverbindend is, omdat het hem in strijd met artikel 8 van het EVRM beperkt in zijn keuze van een arts. Door te overwegen dat de gestelde voorwaarden voor het doen behandelen in het buitenland kostenbeheersing en het voorkomen van uitholling van de gezondheidszorg in Aruba ten doel hebben, heeft het miskend dat voor een belangenafweging geen ruimte bestaat, aldus [appellant].
2.1. Volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) (onder meer de arresten van 21 februari 1990, Powell en Rayner t. het Verenigd Koninkrijk, no. 9310/81, paragraaf 41 en 10 april 2007, Evans t. het Verenigd Koninkrijk, no. 6339/05, paragraaf 75, www.echr.coe.int) dient er, hoewel de positieve en negatieve verplichtingen die in artikel 8 EVRM liggen besloten zich niet lenen voor een precies onderscheid, in beider context een eerlijk evenwicht te worden gevonden tussen het belang van het individu enerzijds en het algemeen belang anderzijds. Volgens het EHRM kunnen vraagstukken op het gebied van gezondheidszorg het best beoordeeld worden door de nationale regelgever die het best de prioriteiten, gebruik van middelen en sociale noden kan inschatten (EHRM 4 januari 2008, Shelley t. het Verenigd Koninkrijk no. 23800/06 www.echr.coe.int).
2.2. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de LvAZV (AB 1992, no. 18) liggen aan de in de LvAZV gemaakte keuzes de volgende doelstellingen ten grondslag:
1. een voor iedereen gelijke toegankelijkheid van gezondheidszorg, ongeacht inkomen, leeftijd en ziekterisico;
2. het komen tot en behouden van een kwalitatief goede gezondheidszorg, zonder verspillingen en overbodige consumptie:
3. meer uniformiteit in de uitvoering van de financiële afwikkeling van de ziektekosten;
4. het komen tot beheersbare kosten van gezondheidszorg.
2.3. Zo al zou moeten worden aangenomen dat, zoals [appellant] stelt, artikel 8 van het EVRM een vrije artsenkeuze inhoudt en artikel 25, eerste lid, van de LvAZV een beperking daarop inhoudt, heeft het Gerecht, gelet op de in de Memorie van Toelichting gegeven achtergrond van de keuze van de wetgever in de LvAZV, dat wordt gestreefd naar voor iedereen in Aruba toegankelijke, kwalitatief goede gezondheidszorg en beheersing van de kosten daarvan, nu de medische behandeling adequaat in Aruba kan worden uitgevoerd, in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien om [appellant] te volgen in het betoog dat artikel 25, eerste lid, van de LvAZV onverbindend is wegens strijd met artikel 8 EVRM, noch om te oordelen dat aan de weigering [appellant] in de door hem gewenste medische instelling in Colombia te doen behandelen geen eerlijke afweging ten grondslag ligt. Het betoog faalt.
3. [ [appellant] betoogt verder dat het Gerecht heeft miskend dat het Uitvoeringsorgaan ten onrechte heeft aangenomen dat zijn aanspraak op behandeling in Aruba verwezenlijkt kan worden.
3.1. Ook dat betoog faalt. De Commissie Grensoverschrijdende Zorg heeft het Uitvoeringsorgaan op 31 maart 2011 geadviseerd dat de noodzakelijke behandeling medisch adequaat in Aruba kan worden uitgevoerd. Dat [appellant], als gesteld, niet is gebleken dat artsen in Aruba voldoende ervaring hebben om de desbetreffende behandeling uit te voeren, heeft het Gerecht terecht geen grond gegeven voor het oordeel dat het Uitvoeringsorgaan niet op dat advies mocht afgaan.
4. [ [appellant] betoogt voorts dat het Gerecht heeft miskend dat hij de beslissing op het door hem tegen de beschikking van 12 april 2011 gemaakte bezwaar niet hoefde af te wachten, omdat hij het Uitvoeringsorgaan van de geplande operatie in Colombia op de hoogte had gesteld en het hem had toegezegd navraag te zullen doen naar de ervaring van de artsen in Aruba met de desbetreffende medische behandeling, terwijl de behandeling vanwege acute medische noodzaak niet langer kon worden uitgesteld.
4.1. [appellant] heeft zijn stelling dat de behandeling wegens acute medische noodzaak geen uitstel kon velen niet nader toegelicht. Dat [appellant], naar hij stelt, het Uitvoeringsorgaan op de hoogte heeft gesteld van de geplande operatie in Colombia en het hem heeft toegezegd navraag naar de ervaring van artsen in Aruba te zullen doen, heeft het Gerecht onder die omstandigheden terecht geen aanleiding gegeven voor het oordeel dat het Uitvoeringsorgaan hem ten onrechte niet in Colombia heeft doen behandelen. De LvAZV bood hem daartoe geen ruimte.
5. Het hoger beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,