ECLI:NL:OGHACMB:2014:56

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
EJ 3386/2012 – Ghis: 63824 – H 372/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst en appelverbod in Arubaanse rechtspraak

In deze Arubaanse zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, betreft het de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en de naamloze vennootschap Post Aruba. De zaak is ontstaan na een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) op 12 februari 2013, waarin de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2013 werd ontbonden. [appellant] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het Hof oordeelt dat er geen mogelijkheid is tot appel op basis van artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Dit artikel stelt dat tegen een dergelijke beschikking geen voorziening is toegelaten, en de verkeerde toepassing van dit artikel vormt geen grond voor doorbreking van het appelverbod.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2014, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. P.E.M. Mohamed, en Post werd vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, zijn de argumenten van beide partijen besproken. [appellant] stelde dat het GEA ten onrechte het incident van 16 juli 2012 had meegenomen in de beoordeling, maar het Hof oordeelt dat dit geen doorbrekingsgrond oplevert. Ook de klachten van [appellant] over de toepassing van bewijsrecht werden door het Hof verworpen, aangezien deze geen grond vormen voor een eerlijke of onpartijdige behandeling van de zaak.

Uiteindelijk bevestigt het Hof de beschikking van het GEA en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op Afl. 5.100,= aan gemachtigdensalaris. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Post de kosten kan vorderen voordat de uitspraak definitief is.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Beschikking in de zaak van:
[appellant],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: [appellant],
oorspronkelijk gerekwestreerde, thans appellant,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen
de naamloze vennootschap POST ARUBA,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: Post,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 3386 van 2012 gegeven en op
12 februari 2013 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellant] heeft in een beroepschrift, ingekomen per fax op 26 maart 2013, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft hij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van Post zal afwijzen, met veroordeling van Post in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3.
Post heeft in een verweerschrift het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep, althans dit ongegrond zal verklaren, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4.
Op 18 juni 2014 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van mr. J. de Boer, lid van het Hof. [appellant] is verschenen, vergezeld van mr. P.E.M. Mohamed, occuperend voor mr. Duijneveld. Voor Post zijn verschenen [b], human resource adviseur en [r], management assistent, vergezeld van de gemachtigde van Post, mr. Kock. Mr. Mohamed heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen, met producties, die tevoren waren ingezonden. Mr. Kock heeft een beschikking van het Hof van 17 juni 2014 in de zaken
Every c.s. v. Valero(H 252-254/13) overgelegd en daaraan gerefereerd.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
In de bestreden beschikking heeft het GEA, toepassing gevende aan artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA), de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Post met ingang van 1 maart 2013 ontbonden, met veroordeling van [appellant] in de kosten. Hiertegen richt zich het hoger beroep van [appellant].
3.2.
Artikel 7A:1615w lid 8 BWA luidt: ‘Tegen een beschikking krachtens dit artikel is generlei voorziening toegelaten.’ Volgens vaste jurisprudentie wordt op deze regel in een drietal gevallen een uitzondering gemaakt: (a) als de rechter artikel 7A:1615w BWA ten onrechte heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied van het artikel is getreden, (b) als het artikel ten onrechte buiten toepassing is gelaten dan wel (c) als zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat van een eerlijke of onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Verkeerdetoepassing van artikel 7A:1615w BWA daarentegen is geen grond voor doorbreking van het appelverbod.
3.4.
Voor zover [appellant] de stelling heeft gehandhaafd dat het GEA ten onrechte het incident van 16 juli 2012, dat aanleiding was voor een ontslag op staande voet maar dat in kort geding niet als dringende reden is aanvaard, heeft meegenomen in de beoordeling, gaat het om een eventueel verkeerde toepassing van artikel 7A:1615w BWA, die zoals overwogen geen doorbrekingsgrond oplevert (zie hiervóór rov. 3.3).
3.5.
Voorts betoogt [appellant] dat hij geen tegenbewijs heeft kunnen leveren tegen verklaringen van Post. Klachten over de toepassing van regels van bewijsrecht leveren echter geen doorbrekingsgrond op (vgl. HR 22 november 1996, NJ 1997, 205; HR 5 maart 1999, NJ 1999, 676). In het onderhavige geval staat overigens niet vast dat [appellant] om aanhouding heeft gevraagd of daartoe niet in de gelegenheid was en bovendien is de rechter niet gehouden op ieder verzoek in te gaan. Van schending van zulke fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijke of onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken, is in dit geval geen sprake.
3.6.
Ten slotte is een motiveringsgebrek geen verzuim van essentiële vormen (HR 4 maart 1988, NJ 1989, 4).
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. [appellant] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de bestreden beschikking;
- veroordeelt [appellant] in de aan de zijde van Post gevallen kosten van dit hoger beroep, tot op heden begroot op Afl. 5.100,= aan gemachtigdensalaris;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2014 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.