Uitspraak
[verdachte],
Primair (witwassen van voorwerpen, in vereniging, als gewoonte)
Subsidiair (witwassen van geld, in vereniging)
BESLISSING
een gevangenisstraf voor de zes (6) jaren;
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte is veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en drugshandel. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij het Hof zich heeft gebogen over de feiten en de strafoplegging. De verdachte, geboren in 1961 en wonende in Curaçao, is beschuldigd van het voorhanden hebben van geldbedragen die afkomstig zijn uit misdrijf. Het Hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte gedragingen heeft verricht die gericht zijn op het verbergen van de criminele herkomst van deze geldbedragen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en is een recidivist. Het Hof legt een gevangenisstraf van zes jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De in beslag genomen geldbedragen van € 20.000,- en € 7.000,- worden verbeurd verklaard, omdat deze afkomstig zijn uit de bewezen verklaarde strafbare feiten. Het Hof spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar acht het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, zij het niet strafbaar. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2014.