ECLI:NL:OGHACMB:2014:49

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
H-112/2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake deelname aan criminele organisatie en drugshandel met betrekking tot witwassen van geld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte is veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en drugshandel. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij het Hof zich heeft gebogen over de feiten en de strafoplegging. De verdachte, geboren in 1961 en wonende in Curaçao, is beschuldigd van het voorhanden hebben van geldbedragen die afkomstig zijn uit misdrijf. Het Hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte gedragingen heeft verricht die gericht zijn op het verbergen van de criminele herkomst van deze geldbedragen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en is een recidivist. Het Hof legt een gevangenisstraf van zes jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De in beslag genomen geldbedragen van € 20.000,- en € 7.000,- worden verbeurd verklaard, omdat deze afkomstig zijn uit de bewezen verklaarde strafbare feiten. Het Hof spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar acht het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, zij het niet strafbaar. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2014.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 4 juli 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1961 in Curaçao,
wonende in Curaçao, [adres] 18,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Het Hof behandelt de zaak thans na terugwijzing bij arrest van 25 maart 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij het vonnis van het Hof in hoger beroep in deze zaak gewezen op 20 december 2012 werd vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 ten laste gelegde en de strafoplegging.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 16 december 2011, 13 januari 2012, 2 maart 2012 en 15 juni 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen en van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2014 in Curaçao, na terugwijzing.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. E.B. Wilsoe, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal ontslaan van alle rechtsvervolging en aan de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de procureur-generaal verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld gevorderd.
Bij het vonnis van het Hof van 20 december 2012 is de verdachte ter zake van het als feit 3 primair (gewoonte witwassen) ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het als feit 1 (deelnemen aan een criminele organisatie), feit 2 (uitvoer van cocaïne) en feit 3 subsidiair (witwassen) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek van het voorarrest. Voorts zijn geldbedragen van € 20.000,- en € 7.000,- verbeurd verklaard. De verdachte heeft hiertegen cassatieberoep ingesteld.
Omvang hoger beroep
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2014 is de omvang van het hoger beroep beperkt tot de beslissingen ter zake van het als feit 3 ten laste gelegde en de strafoplegging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijziging, als feit 3 ten laste gelegd:

Primair (witwassen van voorwerpen, in vereniging, als gewoonte)

dat hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 december 2010 tot en met 22 september 2011 te Curaçao en/of Nederland en/of Aruba, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, a1thans alleen, een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het opzettelijk witwassen van geld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (van) de/het hierna te noemen voorwerp(en),
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik gemaakt, te weten:
een of meerdere groot/grote geldbedrag(en), waaronder
- een geldbedrag van 20.000,00 euro en/of
- een geldbedrag van 7.000,00 euro en/of
- een geldbedrag van 4.592,86 ANG
terwijl hij (telkens) wist(en) of begreep/begrepen dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit de handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf;
(artikel 435 jo 49 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair (witwassen van geld, in vereniging)

dat hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 december 2010 tot en met 22 september 2011 te Curaçao en/of Nederland en/of Aruba, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voorwerpen heeft witgewassen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (van) de/het hierna te noemen voorwerp(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, te weten een of meerdere groot/grote geldbedrag(en), waaronder
- een geldbedrag van 20.000,00 euro en/of
- een geldbedrag van 7.000,00 euro en/of
- een geldbedrag van 4.592,86 ANG en/of
terwijl hij (telkens) wist(en) of begreep/begrepen dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit de handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf;
(artikel 435a jo 49 Wetboek van Strafrecht)
Vrijspraak
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte als feit 3 subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op 22 september 2011 te Curaçao heeft voorhanden gehad
- een geldbedrag van 20.000,00 euro en
- een geldbedrag van 7.000,00 euro
terwijl hij wist of begreep dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit de handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen ter zake van feit 1 en feit 2, opgenomen in het vonnis van het Hof van 20 december 2012 zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewijsoverweging
Het Hof is van oordeel dat de geldbedragen die de verdachte voor handen had, van misdrijf afkomstig zijn. Hiertoe is het volgende redengevend. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met anderen meerdere malen cocaïne heeft uitgevoerd en dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die de uitvoer van cocaïne tot oogmerk had. De medewerkers van deze organisatie werden onder andere in euro’s betaald voor hun diensten. De verdachte vervulde een coördinerende rol in de organisatie. Uit de tapgesprekken blijkt dat de verdachte de medeverdachte Schotborg aanstuurde en dat deze Schotborg de medewerkers van de organisatie betaalde.
Onder de verdachte zijn geldbedragen van € 20.000,- en € 7.000,- in beslag genomen. Deze geldbedragen zijn aangetroffen in een enveloppe in de hoofdslaapkamer van de woning van de verdachte en in een schoudertas die door de verdachte op straat, voor zijn woning, werd gedragen. De geldbedragen bestonden in totaal uit 50 coupures van € 500,- en 20 coupures van € 100,-.
Het is een feit van algemene bekendheid dat in de drugshandel aanzienlijke geldbedragen omgaan, doorgaans contant en in grote coupures, en dat bij het vervoeren of bewaren van dit geld geen gebruik wordt gemaakt van het gangbare financiële verkeer (bank/giro), maar dat daarbij ongebruikelijke risico’s worden genomen zoals het fysiek vervoeren van grote geldbedragen en het thuis bewaren daarvan.
Voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, brengen het Hof tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.
De stelling van de verdachte dat het aangetroffen geld de omzet uit een door hem tot 2006 in Nederland geëxploiteerd café betreft, wordt door het Hof gepasseerd. Bij gebreke van enige onderbouwing acht het Hof deze, thans voor het eerst geponeerde, stelling ongeloofwaardig.
Kwalificatie
Feit 3 subsidiair, zoals het is ten laste gelegd en bewezen verklaard, is echter niet strafbaar. Uit de bewijsmiddelen kan niet meer worden afgeleid dan dat de verdachte geldbedragen voorhanden heeft gehad die uit misdrijf afkomstig zijn. Wanneer het gaat om het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, dient voor het oordeel dat sprake is van witwassen echter – ook naar Curaçaos recht – te worden vastgesteld dat de verdachte gedragingen heeft verricht die ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp (vgl. HR. 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001, NJ 2014/75). Van dergelijke gedragingen is in het onderhavige geval niet gebleken. Derhalve moet de verdachte ter zake van feit 3 subsidiair worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich op grote schaal bezig hield met het uitvoeren van cocaïne van Curaçao naar Nederland. De drugs werden door medewerkers op de luchthaven verborgen in de bagageruimte van vliegtuigen. Daartoe werden wanden van de vliegtuigen, waarin zich onder meer stroomkabels bevonden, geopend en werd er isolatiemateriaal verwijderd om de drugs daarin te kunnen verbergen. Dit is des te meer kwalijk omdat hierdoor de vliegveiligheid in gevaar kon worden gebracht. Eenmaal in Nederland geland, werden de drugs uit het vliegtuig gehaald en verder geleverd. De verdachte is concreet aan drie transporten van telkens acht kilo cocaïne gekoppeld kunnen worden.
De verdachte is een onmisbare schakel geweest in de mondiale beweging van cocaïne van een producerend land naar een consumerend land en vervulde als coördinator van de transporten een belangrijke rol binnen de criminele organisatie waaraan hij deelnam. De uitgevoerde hoeveelheden moeten bestemd zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Daarnaast vergt de bestrijding van de drugshandel zware financiële offers van de gemeenschap, ten koste van een betere aanwending van middelen.
Ten nadele van de verdachte houdt het Hof voorts rekening met het feit dat de verdachte in Nederland al eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld en dat de verdachte, getuige zijn ontkennende proceshouding, geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en het laakbare daarvan kennelijk niet wenst in te zien.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen
De in beslag genomen geldbedragen van € 20.000,- en € 7.000,- dienen te worden verbeurd verklaard, omdat deze aan verdachte toebehoren en uit de baten van de bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen.
De teruggave aan de verdachte zal worden gelast van:
- mobiele telefoon Blackberry model 8520;
- mobiele telefoon Nokia model 1800, imeinummer [ ];
- mobiele telefoon Nokia model 1800, imeinummer [ ];
- NAf 4.592,86;
- bruin papieren zak inhoudende veertien blikdeksels;
- bruin papieren zak inhoudende drie stempels;
- twee kartonnen cilinders;
- vierenveertig etiketten met verschillende opschriften levensmiddelen,
zoals overwogen in het vonnis van het Hof van 20 december 2012.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen zoals vermeld in het vonnis van het Hof van 20 december 2012, met uitzondering van art. 2:404 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als feit 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het als feit 3 subsidiair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het als feit 3 subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van het als feit 3 subsidiair bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de zes (6) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
geldbedragen van € 20.000,- en € 7.000,-;
gelast de teruggave aan de verdachte van:
- mobiele telefoon Blackberry model 8520;
- mobiele telefoon Nokia model 1800, imeinummer [ ];
- mobiele telefoon Nokia model 1800, imeinummer [ ];
- NAf 4.592,86;
- bruin papieren zak inhoudende veertien blikdeksels;
- bruin papieren zak inhoudende drie stempels;
- twee kartonnen cilinders;
- vierenveertig etiketten met verschillende opschriften levensmiddelen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.P.M. ter Berg, H.J. van Kooten en V.P. Maria, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 9 oktober 2014.
Mr. Van Kooten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.