Uitspraak
thans wonende in Nederland,
gemachtigde: mr. G.A. Mercalina.
1.Het verloop van de procedure
2.Beoordeling
Caribisch Juristenblad2014/1, p. 52-53 heeft het Hof in de aldaar genoemde zaak als volgt geoordeeld:
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieplicht van een vader voor zijn in Nederland studerende zoon. Het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) had de vader veroordeeld tot betaling van alimentatie tot de 25-jarige leeftijd van de zoon, op basis van het Curaçaose recht. De vader, die in hoger beroep ging, betoogde dat de alimentatieplicht volgens Nederlands recht eindigt bij de 21-jarige leeftijd van het kind. Het Hof heeft de beschikking van het GEA vernietigd en geoordeeld dat de alimentatieplicht van de vader eindigt op de 21-jarige leeftijd van de zoon, die op 22 oktober 2014 21 jaar wordt.
Het Hof heeft vastgesteld dat de vader vanaf 1 januari 2013 maandelijks NAf 565,= moet betalen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, tot de 21-jarige leeftijd van de zoon. De vader heeft een pensioeninkomen en inkomen uit een plantage, en het Hof achtte hem in staat om het verschuldigde bedrag te betalen. De vader had echter nog niets betaald, ondanks dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad was. Het totaal verschuldigde bedrag over 22 maanden bedraagt NAf 12.430,=. Het Hof heeft bepaald dat de vader dit bedrag in maandelijkse termijnen van NAf 700,= kan aflossen, te beginnen op 1 september 2014.
De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het Hof heeft de beslissing genomen in het belang van de zoon, die in Nederland studeert en afhankelijk is van de alimentatie van zijn vader.