ECLI:NL:OGHACMB:2014:12
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- F.J. Lourens
- G.C.C. Lewin
- M.C.B. Hubben
- Rechtspraak.nl
Ontslag van werkneemster na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en de voorwaarden voor toestemming
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar ontslag door de coöperatie Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU werd bevestigd. [appellante] was in dienst van ACU op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en bereikte op 4 maart 2013 de pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar. ACU stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde op 31 maart 2013, maar [appellante] betwistte dit en voerde aan dat het ontslag nietig was omdat de toestemming van de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn ontbrak. Het Gerecht in eerste aanleg oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij over onvoldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien en dat zij zowel geestelijk als lichamelijk in staat was de bedongen arbeid te verrichten. Het GEA ontbond de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, wat [appellante] in hoger beroep aanvecht.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 25 maart 2014, werd de zaak besproken en zijn pleitnotities overgelegd. Het Hof oordeelde dat het GEA de juiste procedure had gevolgd en dat de klachten van [appellante] over schending van het beginsel van hoor en wederhoor niet terecht waren. Het Hof concludeerde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij niet in staat was om de bedongen arbeid te verrichten, en dat het GEA zijn beslissing op juiste gronden had gebaseerd. Het hoger beroep werd verworpen, en de beschikking van het GEA bleef in stand.