ECLI:NL:OGHACMB:2013:BZ8849

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AR 2825/2011Ghis 56500– H 161/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de civiele rechter in bestuursrechtelijke geschillen omtrent de invoer van vleesproducten uit Colombia

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, is de goedkeuring van het Land Aruba voor de invoer van vleesproducten door de naamloze vennootschap Comestibles Preferible Arubano N.V. aan de orde. De appellant, Comestibles Preferible Arubano N.V., heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De appellant heeft verzocht om het Land te veroordelen tot goedkeuring van de invoer van vlees en vleesproducten uit Colombia, met een dwangsom voor het geval het Land niet aan deze veroordeling zou voldoen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van de appellant niet ontvankelijk zijn, omdat de civiele rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van deze zaak. De bevoegdheid ligt bij de bestuursrechter, aangezien er een bestuursrechtelijke procedure bestaat die voldoende waarborgen biedt voor de beoordeling van de vorderingen van de appellant. Het Hof heeft geoordeeld dat de appellant een aanvraag moet indienen bij het bevoegde bestuursorgaan, de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid, om de invoer van vlees en vleesproducten uit Colombia te kunnen bewerkstelligen.

De uitspraak van het Hof op 26 maart 2013 vernietigt het eerdere vonnis en verklaart de appellant niet-ontvankelijk in haar vorderingen. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op nihil, aangezien de gemachtigde van het Land in dienst is van het Land. Deze uitspraak benadrukt de taakverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter en het belang van het volgen van de juiste rechtsgang in bestuursrechtelijke geschillen.

Uitspraak

Registratienummer: AR 2825/2011 Ghis 56500 – H 161/12
Uitspraak: 26 maart 2013
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
COMESTIBLES PREFERIBLE ARUBANO N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mrs. E.M.J. Cafarzuza en D.G. Kock,
tegen
de rechtspersoon naar publiek recht
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.D. Langerak.
Partijen worden hierna ook Compra en het Land genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak in kort geding gewezen vonnis van 11 januari 2012. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
1.2 Appellant is in hoger beroep gekomen door indiening op 27 januari 2012 van een daartoe strekkende akte van hoger beroep. Op 8 februari 2012 heeft appellant een memorie van grieven met producties ingediend waarbij twee grieven zijn voorge¬dragen en toegelicht. Appellant heeft in de memorie geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
- het Land veroordeelt te gehengen en te gedogen dat Compra vlees en vleesproducten afkomstig van Colombia kan importeren conform de voorwaarden bedoeld in artikel 1 lid 2 Regeling in- en doorvoervlees en vleeswaren niet afkomstig uit de Verenigde Staten of de Europese Unie en
- het Land beveelt om het slachthuis Camaguey waarvan Compra vlees en vleesproducten importeert goed te keuren binnen een door het Hof te bepalen periode na het vonnis in onderhavig geding,
alles op straffe van een direct opeisbare dwangsom van Afl. 25.000,00 voor elke dag dat het Land mocht weigeren aan het gegeven bevel te voldoen, en
met veroordeling van het Land in de kosten van deze procedure in beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad.
1.3 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnota’s, met op voorhand toegezonden producties, overgelegd. Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
De in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden, zodat ook het Hof van die feiten zal uitgaan.
3. De beoordeling
3.1 Onderhavige vorderingen van Compra strekken ertoe te bewerkstellingen dat zij vlees en vleesproducten afkomstig uit Colombia kan invoeren in Aruba.
3.2 Als primair verweer voert het Land aan dat Compra niet in haar vorderingen kan worden ontvangen, nu niet de civiele rechter maar de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd is hiervan kennis te nemen.
3.3 Beslissend voor de vraag of de civiele rechter bevoegd is tot kennisneming van de vordering van Compra is het antwoord op de vraag of voor haar een andere, met voldoende processuele waarborgen omgeven, rechtsgang openstaat of heeft opengestaan voor de beoordeling van het door Compra gevorderde, te weten het bewerkstelligen dat zij vlees en vleesproducten afkomstig uit Colombia kan invoeren in Aruba.
3.4 Uit artikel 5a van de Slacht- en Keuringsverordening en artikel 1 van de ministeriële Regeling in- en doorvoer vlees en vleeswaren niet afkomstig uit de Verenigde Staten of de Europese Unie volgt dat de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid het bevoegde bestuursorgaan is aangaande de invoer in Aruba van vlees en vleesproducten afkomstig uit Colombia. Een schriftelijke afwijzing door dit bevoegde bestuursorgaan van een (individueel) verzoek om vlees en vleesproducten afkomstig uit Colombia in te voeren in Aruba is een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Landsverordening administratieve rechtspraak, waartegen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter openstaat. In deze bestuurs¬rechtelijke procedure kan eveneens de vraag of er een verplichting bestaat om het slachthuis in Colombia te keuren aan het oordeel van de bestuursrechter worden voorgelegd. Niet ter discussie staat dat de bestuursrechtelijke procedure heeft te gelden als een met voldoende processuele waarborgen omgeven rechtsgang.
3.5 Uit het vorenstaande volgt dat voor een rechterlijk oordeel over het door Compra in dit geding gevorderde, te weten te bewerkstelligen dat zij vlees en vleesproducten afkomstig uit Colombia kan invoeren in Aruba, een toereikende bestuursrechtelijke rechtsgang bestaat. Het is aan Compra om middels het indienen van een aanvraag inzake invoer in Aruba van vlees afkomstig van Colombia een bestuursrechtelijke procedure te starten en aldaar antwoord te krijgen op de vraag of zij vlees en vleesproducten afkomstig uit Colombia kan invoeren in Aruba. Een doelmatige taakverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter brengt met zich dat de civiele rechter het oordeel over voormelde vraag aan de bestuursrechter dient over te laten. Een andersluidend oordeel leidt tot omzeiling van de rechtsregel betreffende een evenwichtige taakverdeling tussen de civiele- en bestuursrechter en daarmee tot het risico van verschillende uitkomsten.
3.6 Uit het voorgaande volgt dat Compra niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Gelet hierop zal Compra worden veroordeeld in de proceskosten van het Land. Deze proceskosten worden begroot op nihil nu de gemachtigde in dienst in van het Land.
BESLISSING
Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart Compra niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
- veroordeelt Compra in de kosten van deze procedure aan de zijde van het Land tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en S. Verheijen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 26 maart 2013.