ECLI:NL:OGHACMB:2013:BZ4644

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
H145/2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beroving met geweld en vuurwapen op Curaçao

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor beroving. De verdachte, geboren in 1988 in de Dominicaanse Republiek en thans gedetineerd in Curaçao, werd beschuldigd van het beroven van een vrouw van haar gouden halsketting op 30 mei 2012. De beroving vond plaats op het erf van de aangeefster, waarbij de verdachte en een mededader geweld gebruikten en de aangeefster bedreigden met een vuurwapen. De aangeefster herkende de verdachte al vóór het verschijnen van een krantenbericht over de zaak, wat de betrouwbaarheid van haar herkenning bevestigde. De verdachte, die eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare misdrijven, kreeg een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd. Het Hof oordeelde dat de ernst van de feiten, de recidive en de impact op het slachtoffer zwaar wogen in de strafmaat. De vordering van de procureur-generaal om het vonnis van de eerste aanleg te bevestigen werd gehonoreerd, maar het Hof kwam tot een andere beslissing in de bewijsvoering en de kwalificatie van de feiten.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 5 september 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1988 in de Dominicaanse Republiek,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 september 2012, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2013 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. J.B.S. Loth, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het als feit 1 primair en eerste cumulatief/alternatief en feit 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof deels tot andere beslissingen komt.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte feit 1 primair en eerste cumulatief/alternatief en feit 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij op 30 mei 2012 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden halsketting (model koningsketting), toebehorende aan [SO]
welke diefstal werd vergezeld van geweld en voorafgegaan en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [SO], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het opzettelijk
• die [SO] met dreigende stem aanmanen om de gouden halsketting af te geven, en
• de gouden halsketting vastpakken en met kracht van de hals van die [SO] wegrukken, en
• die [SO] onder schot houden met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
• daarbij tegen die [SO] met dreigende stem zeggen: “ Blijf rustig staan, anders zal ik jou doodschieten”;
2. dat hij op 30 mei 2012 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 30 mei 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangeefster [SO], -zakelijk weergegeven-:
Op 30 mei 2012 had ik mijn auto op mijn erf geparkeerd. Op het moment dat ik het portier opendeed om uit te stappen werd ik door een voor mij onbekende man benaderd. Deze man maande mij met een dreigende stem om mijn gouden halsketting aan hem af te geven. Ik bleef machteloos zitten. Op dat moment greep deze man mijn gouden halsketting vast rukte deze met kracht van mijn hals en hij rende met deze weg. Op het moment dat ik vanuit mijn auto stapte om hulp te vragen, kwam ik een andere voor mij onbekende man tegen. Deze man was met een zwart vuistvuurwapen gewapend. Hij hield deze in zijn rechterhand. Hij hield mij onder schot en gaf mij met dreigende stem te kennen: “Blijf rustig staan anders zal ik jou doodschieten.” Ik zag dat deze man ook wegrende. Ik zag dat mijn vriend [ ] deze man te voet begon te achtervolgen.
2. Een proces-verbaal in de wettelijke vorm en op ambtseed opgmaakt en op 30 mei 2012 gesloten en getekend door [ ] brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [vriend SO], -zakelijk weergegeven-:
Op 30 mei 2012 bevond ik mij thuis. Mijn concubine genaamd [SO] stond buiten. Op dat bewuste moment zag ik een voor mij onbekende man over mijn erf in de richting van de poort rennen. Ik rende naar buiten om te kijken wat er gebeurd was. Ik begon de man te voet te volgen. Ik zag dat hij een zwart vuistvuurwapen in zijn hand vast hield. Tijdens de achtervolging zag ik dat een zwartkleurige auto van het merk Kia Rio op de Kaya [ ] geparkeerd stond. Ik zag dat de man instapte. Bij benadering gaf de bestuurder gas en zij reden met hoge snelheid weg. Ik zag dat de Kia Rio voorzien was van het kentekennummer [ ].
3. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 31 mei 2012 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 31 mei 2012 toonden wij een fotokaart aan de aangeefster [SO]. De aangeefster wees op de fotokaart de foto nummer 04 van de verdachte aan en verklaarde het volgende.
“De man op de fotokaart onder nummer 04 is de man welke mijn gouden halsketting op 30 mei 2012 van mijn hals had weggerukt. Ik herken hem aan zijn gezicht. Ik ben er zeker van dat hij mij beroofd had.“
Van de fotokaart herkende aangeefster de verdachte genaamd:
[ verdachte].
4. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 31 mei 2012 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 31 mei 2012 begaven wij ons naar het perceel [adres] ter aanhouding van [medeverdachte]. Op het erf stond de zwarte Kia Rio voorzien van het kenteken [ ]. Verdachte [medeverdachte] bevond zich op het perceel en werd aangehouden. In de broekzak van de eveneens aanwezige verdachte [verdachte] werd een autosleutel aangetroffen die later bleek te zijn van de verdachte Kia Rio voorzien van het kenteken [ ] waarmee de beroving werd gepleegd.
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 30 mei 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [moeder ], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de moeder van de aangeefster [SO]. Heden middag 30 mei 2012 zag ik een onbekende man bij de auto van mijn dochter. Deze man had een vuurwapen in zijn hand. Hij had mij gezegd om stil te blijven. Ik schrok en riep mijn schoonzoon. Mijn schoonzoon kwam naar buiten en rende achter hem aan.
6. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 7 juni 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangeefster [SO], -zakelijk weergegeven-:
Voordat uw collega’s de fotokaart aan mij toonden vroegen ze aan mij om te kijken of ik de dader die mijn halsketting wegrukte tussen de foto’s zag. Nadat ik de fotokaart overnam en op de foto’s keek, had ik meteen de aangewezen man herkend en volgens mij gingen de rechercheurs er vanuit dat bedoelde man degene was die mijn halsketting wegnam, maar ik had de man herkend als degene die in bezit was van het vuurwapen. Ik had hem van dichtbij gezien. Ik weet zeker dat deze man in bezit was van het vuistvuurwapen tijdens de beroving. Ik had zijn gezicht en postuur goed gezien. Hij rende als laatste weg.
7. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 9 juni 2012 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 9 juni 2012 toonden wij een fotosheet aan de getuige [moeder].
Op de foto met het cijfer 2 is de afbeelding opgenomen van:
[verdachte]
Nadat de getuige de fotosheet goed had bekeken hoorden wij, verbalisanten, de getuige desgevraagd verklaren:
“Ik herken de man onder nummer 2 als de dader die het vuurwapen op mij had gericht.”
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is betoogd dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is, nu in de krant Vigilante op 1 juni 2012 een bericht is verschenen met foto’s van onder meer de verdachte, waarbij in de kop van het bericht werd vermeld dat dit mensen betrof die een atrako (overval) hadden gepleegd.
Het verweer wordt verworpen, nu de aangeefster de verdachte reeds een dag vóór het verschijnen van het bericht in de krant heeft herkend als een van de daders. Bovendien heeft ook de moeder van de aangeefster de verdachte als de man met het vuurwapen herkend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair en eerste cumulatief/alternatief:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289 in verbinding met artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht;
feit 2:
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening in verbinding met artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een vrouw op haar eigen erf beroofd van haar gouden halsketting. De mededader heeft de ketting van haar hals gerukt en de verdachte heeft de aftocht gedekt door met een vuurwapen te dreigen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven – naast materiële schade – ernstige (psychische) schade kunnen ondervinden. Bovendien roepen misdrijven als deze gevoelens van onrust en onveiligheid op in de maatschappij.
Ten nadele van de verdachte werkt dat hij in 2005 en 2008 ook al is veroordeeld voor atrako’s en dat hij, terwijl hij nog maar sinds december 2011– voorwaardelijk – in vrijheid was gesteld, snel is gerecidiveerd.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 sub a en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 5 september 2012 en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart bewezen dat de verdachte de als feit 1 primair en eerste cumulatief/alternatief en feit 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P.C. van Dam van Isselt, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 maart 2013.