ECLI:NL:OGHACMB:2013:BZ2107

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
H 16/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis en afwijzing verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gedateerd 10 januari 2013. De verdachte, geboren in Jamaica en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Sint Maarten, had hoger beroep ingesteld tegen de nietigverklaring van de dagvaarding door het GEA. Het Hof bevestigde het vonnis van het GEA, dat de dagvaarding nietig was verklaard omdat er niet voldaan was aan de wettelijke termijn van ten minste zeven dagen tussen de betekening van de dagvaarding en de terechtzitting. De verdachte had verzocht om onmiddellijke invrijheidstelling, maar dit verzoek werd afgewezen.

Het Hof oordeelde dat de verdachte ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij een rechtens te respecteren belang had bij de beoordeling van de voortduring van zijn voorlopige hechtenis. Het Hof bevestigde dat het GEA op 10 januari 2013 had beslist dat de voorlopige hechtenis van de verdachte gedurende maximaal drie weken van kracht bleef, ondanks de nietigheid van de dagvaarding. De verdachte had niet verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis, en de behandeling van de zaak ging verder met een nieuwe dagvaarding op 17 januari 2013.

Het Hof concludeerde dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling niet kon worden toegewezen, gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en de omstandigheden van de zaak. De beslissing van het Hof werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier tijdens de openbare terechtzitting in Sint Maarten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 februari 2013
Zaaknummer: H 16/13
Parketnummer: 100.00383/12
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA), van 10 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1983 te Jamaica,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Sint Maarten.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 januari 2013, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 30 januari 2013 op Sint Maarten.
Het GEA heeft de dagvaarding van de verdachte nietig verklaard.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en de onmiddellijke invrijheidstelling verzocht.
De procureur-generaal heeft geconcludeerd dat de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft, zodat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid
De verdachte is tijdig in hoger beroep gekomen. Nu het beroep, zoals ter terechtzitting door de raadsvrouw toegelicht, is gericht tegen de beslissing van het GEA dat de voorlopige hechtenis van de verdachte voortduurt ondanks de nietigheid van de dagvaarding, heeft de verdachte bij zijn beroep een rechtens te respecteren belang. De verdachte is derhalve ontvankelijk in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt. Ter toelichting wordt het volgende overwogen.
Het GEA heeft de dagvaarding van de verdachte nietig verklaard, omdat in strijd met het bepaalde in artikel 290 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en die van de terechtzitting niet een termijn van tenminste 7 dagen is verlopen. Niet is gebleken dat dit oordeel op onjuiste gronden berust.
Ingevolge artikel 105 lid 4 Sv kan de rechter na een einduitspraak inhoudende de nietigverklaring van de dagvaarding bepalen dat de voorlopige hechtenis gedurende een termijn van ten hoogste drie weken van kracht blijft. Klaarblijkelijk heeft het GEA op 10 januari 2013 dienovereenkomstig beslist. De verdachte heeft niet verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis.
Blijkens het verhandelde in hoger beroep heeft de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg naar aanleiding van een nieuwe dagvaarding op 17 januari 2013 een aanvang genomen. Ingevolge artikel 105 lid 5 Sv duurt de voorlopige hechtenis van de verdachte overeenkomstig artikel 98, tweede lid, Sv in dat geval voort.
Voor wat betreft het betoog dat het openbaar ministerie in de vervolging naar aanleiding van de nieuwe dagvaarding op 17 januari 2013 niet-ontvankelijk is (was), omdat vanwege het rechtsmiddel nog niet onherroepelijk was beslist op de grondslag van de eerste dagvaarding overweegt het Hof dat die beoordeling buiten het kader van dit hoger beroep valt.
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen wordt het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling afgewezen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Sint Maarten, van 10 januari 2013;
- wijst het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J. Lourens, J. de Boer en M.C.B. Hubben, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 20 februari 2013.