In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van twee minderjarige kinderen. De moeder, die de wettelijke vertegenwoordiger van de kinderen is, heeft op 31 mei 2011 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RwNed). De kinderen zijn geboren in Santo Domingo, Dominicaanse Republiek, en woonden ten tijde van het verzoek in Curaçao. De vader van de kinderen, die op het moment van hun geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat, was gehuwd met de moeder, maar zijn eerdere huwelijk werd niet erkend in Curaçao. De behandeling van het verzoek vond plaats op 26 februari 2013, waarbij de moeder en de kinderen niet verschenen, maar de Advocaat-Generaal, mr. A.C. van der Schans, wel aanwezig was en tot toewijzing van het verzoek concludeerde. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen andere rechtszaken of administratieve procedures aanhangig waren over het Nederlanderschap van de kinderen. Op basis van de overgelegde bewijsstukken en de geldende wetgeving heeft het Hof geconcludeerd dat de kinderen bij hun geboorte de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, omdat hun vader Nederlander was. De beschikking van het Hof bevestigt dat de kinderen vanaf hun geboorte het Nederlanderschap bezitten, en het verzoek is toegewezen.