ECLI:NL:OGHACMB:2013:76

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 december 2013
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
HAR 220/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • E.M. van der Bunt
  • M.C.B. Hubben
  • A.N.G.N.E. Mijnssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot vervolging van een verdachte politieke gezagdrager in Sint Maarten

In deze beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 30 december 2013, wordt een vordering tot bevel tot vervolging van een verdachte politieke gezagdrager behandeld. De vordering is ingediend door de procureur-generaal en betreft een lid van de Staten van Sint Maarten, die wordt verdacht van meerdere misdrijven, waaronder ambtelijke omkoping en overtredingen van de Vuurwapenlandsverordening 1930. De behandeling van de vordering vond plaats in raadkamer op 17 december 2013, waarbij gebruik werd gemaakt van een videoconferenceverbinding met het gerechtsgebouw in Sint Maarten. De procureur-generaal, de zaaksofficier, het Statenlid en zijn raadsman waren aanwezig.

Het Hof heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 123 van de Staatsregeling van Sint Maarten en de Landsverordening vervolging politieke gezagsdragers. Het Hof concludeert dat er voldoende bewijs is voor een redelijk vermoeden van schuld en dat de beslissing tot vervolging niet lichtvaardig is genomen of ingegeven door politieke motieven. Er zijn geen gronden aan het algemeen belang ontleend die een weigering van het gevorderde bevel rechtvaardigen.

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat eerdere huiszoekingen niet op een door het Hof gegeven bevel waren gebaseerd, maar het Hof oordeelt dat dit verweer niet in de weg staat aan het bevel tot vervolging. Uiteindelijk besluit het Hof dat de verdachte zal worden vervolgd voor de in de beschikking genoemde feiten, waarmee de vordering van de procureur-generaal wordt toegewezen.

Uitspraak

Strafzaken over 2013
Datum beschikking: 30 december 2013
Nummer: HAR 220/13
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
gegeven op de vordering zijdens de procureur-generaal (hierna: de vordering) ex artikel 123, eerste lid, van de Staatsregeling van Sint Maarten (hierna: de Staatsregeling) in verbinding met artikel 2 van de Landsverordening vervolging politieke gezagdragers tot het verlenen van een bevel tot vervolging van:
[verdachte],
geboren op [datum] 1965,
wonende [adres] te Pointe Blanche, Sint Maarten.

1.Het onderzoek van de zaak

1.1.
Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de behandeling van de vordering in raadkamer van het Hof op 17 december 2013 door middel van een videoconferenceverbinding met het gerechtsgebouw in Sint Maarten. De leden van het Hof en de griffier waren tegenwoordig in Curaçao. Verschenen in Sint Maarten zijn de (waarnemend) procureur-generaal, mr. T.H.W. Stein, de zaaksofficier,
mr. J.C.G. van der Wulp, het (onafhankelijke) Statenlid, [verdachte], en zijn raadsman,
mr. R.R.H. Richardson.
1.2.
Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de procureur-generaal, [verdachte] en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De vordering

In de op 25 november 2013 gedateerde vordering heeft de procureur-generaal gevorderd dat het Hof zal bevelen dat [verdachte] zal worden vervolgd voor de in de vordering genoemde misdrijven.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de stukken en de in raadkamer verkregen inlichtingen blijkt dat [verdachte] wordt verdacht van overtreding van art. 379 jo. art. 49 en art. 146 en art. 435a jo. 49 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede van overtreding van art. 3 lid 1 en art. 5 van de Vuurwapenlandsverordening 1930.
3.2.
Ingevolge artikel 123 lid 1 van de Staatsregeling geschiedt vervolging van een lid van de Staten wegens het begaan van een misdrijf, door de procureur-generaal of een door hem aan te wijzen ander lid van het openbaar ministerie, na bevel van het Hof, op vordering van de procureur-generaal. De procedure is geregeld in de Landsverordening vervolging politieke gezagsdragers. In artikel 2 van deze Landsverordening is bepaald dat vervolging van een van misdrijf verdachte politieke gezagsdrager slechts plaatsvindt na een bevel tot vervolging van het Hof, op vordering van de procureur-generaal.
3.3.
Gelet op de memories van toelichting bij artikel 123 lid 1 van de Staatsregeling en artikel 2 van de Landsverordening vervolging politieke gezagsdragers zal het Hof beoordelen of genoegzaam is gebleken van een redelijk vermoeden van schuld en of de beslissing tot vervolging niet lichtvaardig is genomen dan wel is ingegeven door politieke motieven. Voorts dient het Hof te bezien of het gevorderde bevel dient te worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend.
3.4.
Het Hof heeft kennis genomen van de volgende aan het Hof overgelegde processen-verbaal, te weten: proces-verbaal nummer 08032013.15.00, opgemaakt op 8 maart 2013 door [….en….], proces-verbaal nummer 30102013.14.00, opgemaakt op 30 oktober 2013 door [….], beiden ter zake van ambtelijke omkoping; proces-verbaal nummer 14102013.10.30, opgemaakt op 14 oktober 2013 door [….] ter zake van overtreding van de Vuurwapenverordening 1930 en het proces-verbaal nummer 15102013.13.45, opgemaakt op 15 oktober 2013 door [….] ter zake van witwassen.
3.5.
Uit de overgelegde processen-verbaal is het Hof genoegzaam gebleken van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 47, eerste lid Sv. Gebleken is voorts dat de vervolgingsbeslissing niet lichtvaardig is genomen noch dat deze is ingegeven door politieke motieven. Het Hof acht tenslotte geen gronden aan het
algemeen belang ontleend aanwezig om het gevorderde bevel te weigeren.
3.6.
De raadsman heeft aangevoerd dat aan de op 9 en 10 maart 2013 verrichte huiszoekingen in de woning, het kantoor van [verdachte] en een fractiekamer in het Parlementsgebouw in Sint Maarten, waarbij goederen in beslag zijn genomen, geen door het Hof gegeven vervolgingsbevel van [verdachte] ten grondslag heeft gelegen. Hij concludeert dat de onderhavige vordering op grond hiervan moet worden afgewezen.
3.7.
Het Hof overweegt te dien aanzien dat het door de raadsman gevoerde verweer niet in de weg staat aan een bevel tot vervolging, waarbij nog zij opgemerkt dat dit verweer desgewenst bij de behandeling van de strafzaak door de verdediging aan de orde kan worden gesteld.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bevel dient te worden gegeven.
3.9
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het Hof:
beveelt dat [verdachte] zal worden vervolgd voor de in rov. 3.1. genoemde feiten.
Deze beschikking is gegeven op 30 december 2013 te Curaçao door
mrs. E.M. van der Bunt, M.C.B. Hubben en A.N.G.N.E. Mijnssen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, in tegenwoordigheid van de griffier.