ECLI:NL:OGHACMB:2013:72

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
HLAR 62957/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen een bestuursbesluit met betrekking tot canon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant wonend op Bonaire tegen het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire. De zaak betreft de rechtsgevolgen van een besluit van 7 november 2012, waarbij het bestuurscollege een bezwaar van de appellant tegen een eerdere brief van 30 november 2011 niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het in rekening brengen van canon, wat door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie als een rechtshandeling naar burgerlijk recht werd gekwalificeerd.

Tijdens de openbare zitting op 21 november 2013, waar de rechters J.Th. Drop, R.W.L. Loeb, A.W.M. Bijloos en griffier N.A. Martines aanwezig waren, werd de uitspraak gedaan. Het Hof oordeelde dat het Gerecht in eerste aanleg de beschikking van het bestuurscollege terecht had vernietigd, maar dat het bezwaar van de appellant tegen de brief van 30 november 2011 ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. Het Hof verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk en bepaalde dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

Het Hof gelastte tevens dat het openbaar lichaam Bonaire het griffierecht van USD 184,00 aan de appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan op basis van de Wet administratieve rechtspraak BES, waarbij het Hof de relevante artikelen heeft toegepast om tot zijn oordeel te komen. De zaak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van bestuursbesluiten en de mogelijkheid voor appellanten om bezwaar te maken tegen besluiten die hen direct raken.

Uitspraak

HLAR 62957/13
Datum uitspraak: 21 november 2013
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen van:
1. Appellant sub 1], wonend op Bonaire,
2. het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 23 april 2013 in zaak nr. War BES 2012/20 in het geding tussen:
[Appellant sub 1]
en
het bestuurscollege.

Openbare zitting op 21 november 2013 om 16.00 uur.

Tegenwoordig:

mr. J.Th. Drop, voorzitter
mr. R.W.L. Loeb, lid
mr. A.W.M. Bijloos, lid
mr. N.A. Martines, griffier

Verschenen:

[Appellant sub 1] en het bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. P.J. de Graaf, werkzaam in dienst van het openbaar lichaam.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
verklaartde hoger beroepen
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor zover het de rechtsgevolgen van het door hem vernietigde besluit van 7 november 2012 daarbij in stand heeft gelaten;
verklaarthet door [appellant sub 1] tegen de brief van 30 november 2011 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
bepaaltdat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
gelastdat het openbaar lichaam Bonaire aan [appellant sub 1] het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van USD 184,00 (zegge: honderdvierentachtig US Dollar) vergoedt.
Daartoe overweegt het als volgt:
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES (hierna: de WarBES) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge artikel 55 zijn de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven en het beroep, bedoeld in artikel 7, eerste lid, pas in te stellen, nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.
Ingevolge artikel 68, eerste lid, grondt het bestuursorgaan de beschikking in heroverweging op het bezwaarschrift, in voorkomend geval op de stukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, het commentaar, bedoeld in artikel 62, en hetgeen blijkens het verslag tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht.
Ingevolge het tweede lid bevat de beschikking de gronden, waarop zij berust en neemt zij de plaats in van de bestreden beschikking.
De brief van 5 december 2011 moet, gelet op strekking en bewoordingen ervan, worden aangemerkt als een tegen de brief van 30 november 2011 gericht bezwaarschrift. Met de daarop op 7 november 2012 genomen beslissing, die het opschrift “uitspraak op bezwaar” draagt, heeft het bestuurscollege de in artikel 68 van de WarBES geregelde bevoegdheid tot het geven van een beschikking op een verzoek om heroverweging uitgeoefend. Het Gerecht heeft het daartegen ingestelde beroep terecht ontvangen.
Het in rekening brengen van canon is een rechtshandeling naar burgerlijk recht. Het Gerecht heeft daarom met juistheid geoordeeld dat de brief van 30 november 2011 geen beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de WarBES inhoudt, zodat het bestuurscollege het daartegen door [appellant sub 1] gemaakte bezwaar ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Gerecht heeft de beschikking van 7 november 2012 daarom terecht vernietigd.
Nu het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat de brief van 30 november 2011 geen beschikking behelst, waartegen bezwaar kon worden gemaakt, is het terecht niet aan een beoordeling van de door [appellant sub 1] aangevoerde beroepsgronden toegekomen.
Het Gerecht heeft het door [appellant sub 1] tegen die brief gemaakte bezwaar echter ten onrechte niet, zelf in de zaak voorziend, deswege niet-ontvankelijk verklaard. Dat gebeurt alsnog.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Wel wordt aan [appellant sub 1] het griffierecht vergoed.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,