In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreft het een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De uitspraak in kwestie dateert van 5 december 2012 en betreft de zaak met nummer LAR nr. 2449 van 2012. De appellante had een beroepschrift ingediend, maar het Hof oordeelde dat dit beroepschrift niet ontvankelijk was omdat het buiten de gestelde termijn van zes weken was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift begint op de dag na de datum waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend. In dit geval was de termijn van 42 dagen voor het instellen van beroep op 4 juli 2012 begonnen en eindigde op 14 augustus 2012. Aangezien het beroepschrift niet binnen deze termijn was ingediend, en de appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, bevestigde het Hof de eerdere uitspraak van het Gerecht. De griffier, N.A. Martines, en de voorzitter, J.Th. Drop, ondertekenden de uitspraak. Het Hof concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.