ECLI:NL:OGHACMB:2013:68

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
E 49063 - H 216/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en verdeling van huwelijksgemeenschap na ontbinding huwelijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vrouw tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De vrouw, die oorspronkelijk verweerster was, heeft hoger beroep ingesteld tegen de tussenbeschikking van 17 april 2012 en de eindbeschikking van 11 mei 2012. In haar beroepschrift verzoekt zij het Hof om de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw te bepalen dat de woning aan de Kaya [adres] in de verdeling moet worden betrokken, dat de man alimentatie aan haar moet betalen en dat de pensioenrechten van de man moeten worden verrekend.

De procedure is gestart na de ontbinding van het huwelijk tussen partijen, dat op 12 maart 1993 in de Dominicaanse Republiek is gesloten. De vrouw heeft gesteld dat er sprake is van gemeenschap van goederen en dat het huwelijk in 1998 is ontbonden, hoewel de erkenning van deze echtscheiding in Curaçao niet vaststaat. Het Hof heeft vastgesteld dat het gaat om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, waarbij de woning op domeingrond een belangrijk punt van discussie is. De man heeft zijn positie ten aanzien van de grond overgedragen aan zijn broer, die de woning heeft afgebouwd en verhuurt.

Daarnaast is er een geschil over de pensioenrechten van de man en de alimentatieplicht. Het Hof heeft geoordeeld dat er geen reden is voor verrekening van pensioenrechten, maar dat de man wel alimentatie moet betalen aan de vrouw. De vrouw heeft aangegeven dat zij nog geen werk heeft kunnen vinden, en het Hof heeft bepaald dat de man NAF. 250,- per maand aan de vrouw moet betalen als uitkering tot levensonderhoud, ingaande op 1 februari 2013. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beschikking is gegeven op 22 januari 2013 en bevestigd de eerdere beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg, met de aanpassing van de alimentatieplicht.

Uitspraak

Registratienrs. E 49063 – H 216/12
Uitspraak: 22 januari 2013
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[vrouw],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de vrouw,
oorspronkelijk verweerster en verzoekster ten aanzien van een zelfstandig tegenverzoek, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.J. Eisden,
tegen
[man],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de [man],
oorspronkelijk verzoeker, verweerder ten aanzien van zelfstandig tegenverzoek. thans geïntimeerde,
in hoger beroep niet verscheen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met nummer E 49063 van 2011 gegeven en op 13 september 2011 en 27 september 2011 uitgesproken deelbeschikkingen, de op 29 november 2011 en 17 april 2012 uitgesproken tussenbeschikkingen en de op 11 mei 2012 uitgesproken eindbeschikking. De inhoud van die beschikkingen geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De vrouw heeft in een beroepschrift, ingekomen per fax op 22 juni 2012, hoger beroep ingesteld van voornoemde tussenbeschikking van 17 april 2012 en eindbeschikking van 11 mei 2012. Hierin heeft zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zo begrijpt het Hof, zal bepalen dat de woning Kaya [adres] in de verdeling moet worden betrokken, dat de man alimentatie betaalt aan de vrouw en dat de pensioenrechten van de man moeten worden verrekend.
1.3.
De vrouw heeft op 28 en 30 november 2012 producties ingezonden.
1.4.
Op 4 december 2012, de voor een mondelinge behandeling bepaalde dag, zijn de vrouw en haar gemachtigde verschenen. De man is niet verschenen. De gemachtigde van de vrouw heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.5.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter van het Hof medegedeeld dat heden een beschikking wordt uitgesproken.

2.De gronden van de hoger beroepen

Voor de gronden van de hoger beroepen wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Ontvankelijkheid

De vrouw heeft op de juiste wijze hoger beroep ingesteld, zodat zij daarin kan worden ontvangen.

4.Beoordeling

4.1.
Partijen zijn op 12 maart 1993 in de Dominicaanse Republiek getrouwd. Partijen gaan er beiden van uit dat sprake is van gemeenschap van goederen. Het huwelijk van partijen is ontbonden, hetzij reeds in 1998 in de Dominicaanse republiek – niet staat vast dat deze echtscheiding hier te lande kan worden erkend – hetzij in Curaçao door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de deelbeschikking van 13 september 2011 (op 16 november 2011 is een griffiersverklaring afgegeven). In dit hoger beroep gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
Woning Kaya [adres] Souax Ariba
4.2.
Kennelijk gaat het hier om een woning op domeingrond die niet van de overheid is gehuurd of in erfpacht is verkregen. De man heeft gedocumenteerd gesteld dat hij wegens financiële problemen zijn (destijds voor NAF. 3.000,= verkregen) positie ten aanzien van de grond voor NAF. 12.000,= heeft overgedaan aan zijn broer, die de woning heeft afgebouwd en thans verhuurt aan een derde. De verklaringen van de man en de broer worden ondersteund door verklaringen van de huurster. Het Hof stemt in met het oordeel van het GEA dat niet vaststaat dat enige aan de woning toe te kennen waarde in de huwelijksgemeenschap valt.
Pensioenrechten
4.3.
Het gaat hier om een bescheiden pensioen. Voorts heeft de man onbestreden gesteld dat het in casu geen eerste huwelijk betreft. Het Hof stemt in met het oordeel van het GEA dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid verrekening achterwege moet blijven. Wel heeft de man door het pensioen enige draagkracht om alimentatie aan de vrouw te betalen (zie hierna).
Alimentatie
4.4.
Kennelijk is het de vrouw nog niet gelukt geregeld werk te vinden. Het Hof zal de man veroordelen NAF. 250,= per maand aan de vrouw te betalen als uitkering tot levensonderhoud. Het Hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat, doordat het GEA bepaald heeft dat de vrouw huurder is van de echtelijke woning met een lage huurprijs (artikel 7:233 lid 5 BW), de man andere woonruimte zal moeten zoeken en daarvoor, zo mag worden verondersteld, maandelijks kosten moet maken. Het Hof zal de alimentatieplicht doen ingaan op 1 februari 2013.
Besluit
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikkingen moeten worden bevestigd, met dien verstande dat de man met ingang van 1 februari 2013 elke maand NAF. 250,= aan de vrouw dient te betalen als uitkering tot levensonderhoud.
4.6.
Gelet op de aard van deze procedure worden de kosten gecompenseerd.

5.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de bestreden beschikkingen, met dien verstande dat de man, met ingang van 1 februari 2013, NAF. 250,= per maand aan de vrouw dient te betalen als uitkering tot levensonderhoud;
- verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.P.C. van Dam van Isselt, J. de Boer en E.M. van der Bunt, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2013 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.